Nieuws

Het stukje van de week: Een boeiende uitleg

Door Jeroen Pietersma

Niet zo lang geleden werd ik met spoed opgenomen op de shortstay afdeling van Punt voor Parkinson in Groningen. Na een week daar begon ik aan iets wat op de afdeling bekend werd als ‘het stukje van de dag’. Elke avond werd er gevraagd of ik het al af had en dan las ik het voor. Ik ben daar drie weken geweest; na mijn thuiskomst ben ik er gewoon mee doorgegaan.
Elk stukje van de week begint al sinds mei 2017 met bovenstaande tekst. Dit is de laatste keer. Want het is inmiddels niet meer zo heel kort geleden dat ik die spoedopname moest ondergaan. Deze week gaan we terug in de tijd met een stukje van vrijdag 9 juni, toen ik de derde week van mijn opname in ging. Als ik het nu teruglees, zie ik dat ik de confronterende dingen die soms plaatsvonden met humor probeerde te relativeren. Tegelijk kon en wilde ik ook niet verhullen wat het met me deed.

Vrijdag 9 juni Een boeiende uitleg
Gisteravond luisterde en keek ik naar een boeiende uitleg van onze verpleegkundige over Parkinson. Ze ging flink tot in de details en ze was goed te volgen. Er viel veel op zijn plaats. Tijdens het avondeten zetten wij het gesprek aan tafel voort. Naast mij zat een kleine, magere man van begin zeventig. Precies in de inhammen van zijn nog donkere haarlijn bevonden zich twee halve bolletjes, als de restanten van een geamputeerd gewei. Tegenover hem zat een zwijgzame man van een iets jongere leeftijd met twee gehechte sneden hoog op zijn voorhoofd die net zo lang waren als de doorsnede van de halve bolletjes van zijn overbuurman. Beide mannen waren geopereerd. DBS. Deep Brain Stimulation.
Het boren was het ergst, zeiden ze. Mijn buurman met de halve bolletjes was, geloof ik, tien jaar geleden op deze manier geholpen. Nadat de schedel van die man twee maal was doorboord, schoof de chirurg iets aan een slangetje de boorgaten in. De patiënt was daarbij volledig bij kennis.
‘Tik eens met uw wijsvinger tegen uw duim, zo snel mogelijk’, had de neuroloog gezegd, want dat kunstje kunnen wij Parkinsonners niet. Maar met dat buisje op de goede plek dus wel.
‘Echt fantastisch!’ zegt onze verpleegkundige ademloos. ‘Je ziet dat slangetje op de goede plek komen en opeens kunnen ze het!’
Ze vertelde ook over hoe iemand acht jaar lang getergd werd door een oncontroleerbare rechterhand die zo snel bewoog dat een gitarist er jaloers op zou kunnen worden. Ook deze patiënt werd geopereerd en van het ene op het andere moment was het weg. ‘Het is zo stil in mij’, had hij later gezegd.

Het gesprek wond mijn buurman met de halve bolletjes zichtbaar op. Geplaagd door overbeweeglijkheid smeerde hij met veel moeite boter op zijn brood. Naarmate het verhaal hem meer raakte, schoten zijn ledematen steeds wilder alle kanten op. Ik week achteruit voor zijn heftig in het rond schietende botermes en ongewild drong mijn fantasie het beeld van een bezeten Charlie Chaplin op aan mijn gedachten. Alleen was Charlie grappig, dit niet. Eenmaal in asssociatiemodus gezet bleef mijn verbeelding mijn waarneming kleuren. Want de overbuurman van de kleine man met de halve bolletjes op zijn hoofd die zich bijna niet verstaanbaar kon maken en dat ook niet probeerde, keek met een stoïcijnse gezichtsuitdrukking van mij naar de verpleegkundige, van de verpleegkundige naar meneer halve bolletjes en dan weer naar mij. Ik moest denken aan een kaaiman of een varaan die op het punt stond om toe te slaan. Waar de verpleegkundige op datzelfde moment over sprak, hielp niet om mijn gedachten tot rust te brengen. Ze sprak over een hoogst recente doorbraak. Transplantatie van ontlasting. Wat een bloedserieuze uiteenzetting was over de mogelijk verstoorde balans in de darmflora van Parkinsonpatiënten, leidde ook een eigen leven in mijn overprikkelde gedachten. Als je me vraagt of ik labiel werd op dat moment, dan zeg ik nee. Ik denk dat als je zelf betrokken zou zijn bij hetgeen er besproken werd, laten we zeggen dat we het over je voorland hadden, dat een gevoel van toenemende absurditeit je ook zou bekruipen. Het uiterlijk en de bewegingen van je medepatiënten, een gesprek over het transplanteren van de ontlasting van een gezond persoon naar de darmen van een Parkinsonpatiënt terwijl je zit te eten; misschien is het jouw manier om dan dicht te klappen of misschien loop je weg. Of misschien prikkelt het jouw verbeelding, je gevoel niet en blijf je rustig luisteren en eten.

Mijn verbeelding neemt op zo’n moment een loopje met me. Bij het teruglezen, nu in november 2017, kan ik zien hoe ik op het confronterende van die avond reageerde. Ik moest toen denken aan een artikel dat ik in Quest Magazine had gelezen. Later heb ik het ook nog in het journaal gezien; er zou in Rusland in de nabije toekomst, een hoofdtransplantatie gaan plaatsvinden. Iemand met een verlamd lichaam zou dan van een gezond lichaam worden voorzien. Met andere woorden: het gezonde hoofd van de één zou geplaatst worden op het overigens hersendode lichaam van een ander. Grotesk. Zeker. Juist daarom moest ik daar aan denken en gooide dat toen ook in het gesprek. Omdat het gesprek al grotesk was. Toen ik later op mijn kamer zat, moest ik denken aan een scène uit de film Alien: Resurrection die minstens zo grotesk was. Daarin zie je Sigourney Weaver in haar rol van Ripley in een laboratorium. Haar hoofd bevindt zich bovenop het gekloonde lichaam van een monsterlijke alien. ‘Kill me’, fluistert ze.
Vlak daarna belde mijn vrouw om te vragen hoe het ging. Ik sprak alle kanten op. Alle kanten, behalve de goede.
Ik doe je met dit stuk misschien geen plezier. Ik beleef er zelf ook geen plezier van. Ik schrijf het ook niet uit effectbejag. Ik begon deze column echter met, onder andere, de belofte om te vertellen over die drie weken in Groningen. Dit hoort er ook bij. Ik was niet op vakantie. Maar ook ik vind het zo wel even genoeg.

|Doorsturen

Buienradar



Agenda