Bezorgdheid bij Oud Harlingen over zoutwinning Wad

Verschillende fracties stelden woensdag dat de gevraagde ‘Verklaring van geen bedenkingen’ louter zaken als de grootte en kleur van het op te richten pompgebouw van Frisia Zout betrof. De zoutwinning zelf zou niet aan de orde zijn, aldus de woordvoerders, zodat er geen andere keus was dan de Verklaring af te geven. “Maar zo ligt het niet”, stelt Chris Elsinga. “Zonder die Verklaring zou de zoutwinning voor de havenmond niet van start kunnen. Het bestemmingsplan staat gebruik van het betreffende deel van de Industriehaven als winlocatie namelijk niet toe. Dat is met die Verklaring rechtgebreid. Het is dus wel degelijk zo, dat het besluit van woensdag de weg heeft vrijgemaakt voor de zoutwinning. Dat was daarom hét moment om voorwaarden te stellen. Mogelijk hadden sommige fracties dat niet in de gaten.”

Geen voorwaarden
Tevoren had de vereniging gepleit voor het opschorten van de besluitvorming, zodat nader onderzoek naar de risico’s zou kunnen plaatsvinden. “De aanloop naar de beoogde zoutwinning duurt al een reeks van jaren, en voor de productie zijn zelfs vele tientallen jaren uitgetrokken. Alles bij elkaar een halve eeuw”, rekent Chris Elsinga voor. “Dan doet een pas op de plaats, om de zorgvuldigheid te dienen, echt geen zeer.” De raad had er echter geen oren naar, en dat gold ook voor de suggestie een brede veiligheidszone tussen de bodemdalingsschotel en de stad te bedingen. Oud Harlingen is er namelijk niet gerust op dat de bodemdaling precies aan de rand van de binnenstad zal stoppen.

Geen herkansing
Het bestuur van de vereniging Oud Harlingen gaat zich de komende weken bezinnen op de nu ontstane situatie. “De rol van de gemeenteraad is uitgespeeld, zonder dat ook maar één nadere voorwaarde aan de bodemdaling door de zoutwinning is gesteld. Mocht er in de toekomst schade gaan optreden, dan hebben de Harlinger huiseigenaren dezelfde belabberde positie als de mensen in Groningen. Mocht daar nog iets aan te doen zijn, dan zullen we dat als vereniging zeker niet nalaten.”