Nieuws

Zo’n verhaal van Marten Blom: Het verhaal

Het verhaal.

De schrijver zat achter zijn laptop in de bibliotheek. Elke week moest hij een kort verhaal afleveren voor in de krant. Hij had werkelijk geen idee wat hij nu weer zou schrijven, maar hij wist wel dat het niet langer mocht worden dan 800 woorden. Tegenover hem stond een boek of een folder met daarop de titel: ‘Knokken voor je boeken’. Terwijl woorden zich begonnen te vormen op het beeldscherm, vormden beelden zich in het hoofd van de schrijver. En misschien ook wel in de winkelstraat voor de bibliotheek. Daar was, net voorbij de uitgang, een linie opgeworpen met zandzakken. De klinkers achter deze linie waren uit de straat verwijderd en waren ter extra verdediging op de zandzakken gegooid. Een loopgraaf van anderhalve meter diep scheidde het gebouw van de rest van de straat. Enkele Engelse soldaten met het uniform uit de dagen van de Eerste Wereldoorlog stonden over de zandzakken heen te schieten. De straat was gehuld in kruitdamp en dikke zwarte rook uit een winkel aan de overkant.

De schrijver bedacht zich dat hij op moest staan en naar de voorkant van het gebouw moest lopen, om te kijken welke winkels zich aan de overkant van het strijdtoneel bevonden. Hij was niet bang voor kogels of rondvliegend puin. Hij maakte zich meer zorgen dat hij weer verkrampen zou. De schrijver had namelijk Parkinson, en het nieuwste verschijnsel daarvan was dat er van tijd tot tijd een enorme pijnscheut door zijn rechterarm ging. De enige manier om daar vanaf te komen was de betreffende arm dicht tegen het lichaam te houden en zo rustig te blijven staan totdat de aanval voorbij was. De schrijver was zich bewust van de heisa die hij hierbij maakte. Het hele gebeuren, dat vaak niet eens opgemerkt werd door omstanders, was uitermate pijnlijk, maar binnen de kortste keren voorbij.

De schrijver kon pas doorschrijven als hij de laptop verliet, ging kijken en weer terugkwam. Daartoe verplichtte hij zichzelf. Voorzichtig, om geen kramp te krijgen als hij opstond, maar met een zekere achteloosheid, omdat juist die voorzichtigheid de kramp veroorzaakte, stond hij op. Op dat punt realiseerde hij zich dat hij zijn pillen moest innemen. Dat gedaan hebbende, moest hij naar het toilet. Eenmaal daaruit gekomen had hij geen excuus meer. Hij liep naar voren en nam de straat in zich op. Tussen de Hönkemuller en een winkel die Zensa heette, stonden twee winkelpanden leeg. Hij kon weer verder met zijn verhaal, maar kreeg nu daadwerkelijk de kramp waar hij al die tijd zo bang voor was geweest. Gelukkig was dat snel over.

De schrijver breidde de groep Engelse soldaten uit met een samoerai en twee neushoorns. Aan de overkant, bij de Hönkemuller, stonden vier adembenemend mooie lingeriemodellen met AK47 machinegeweren te schieten. Bij de Zensa-winkel stonden drie minstens zo mooie modellen in elegante avondjurken een mortiergranaatwerper te bedienen. Het zweet parelde op hun voorhoofden, maar hun blinkende glimlach stond als op hun gezicht gepleisterd. Vanuit de tussenliggende panden staken de lopen en rupsbanden van twee tanks. Ze moesten achterin de winkels de panden in gereden zijn en van achter naar voren het pand doorgeploegd zijn. Het hele pand waar nog net de naam ‘Bonita’ op te lezen was, wankelde en stortte toen, moegestreden, tegen de voorkant van de bibliotheek aan. Een deel van de loopgraven met Engelse soldaten werd bedolven onder het puin. De kreten van de soldaten werden bijna overstemd door de geweldige klap waarmee de bibliotheek en het Bonita-pand elkaar raakten. De vloer waar de schrijver op zijn laptop zat te tikken, raakte los van de rest van het gebouw en schoof aan de achterkant de bieb uit, zoals een brief door de brievenbus komt.

De schrijver keek links op zijn scherm. Zeshonderdvijfentwintig woorden. Achthonderd woorden, dacht hij. Dat hebben we afgesproken. Ondertussen kwamen de lingeriemodellen met getrokken wapens over de berg puin aanstormen die ooit een pand was geweest. Van beneden kwamen de neushoorns met zes treden tegelijk de trap opstormen, om vervolgens door de treden te zakken. De samoerai had meer succes: hij nam de lift. Gejaagd keek de schrijver weer naar de teller: zeshonderdnegenentachtig woorden en nog geen idee hoe hij dit verhaal moest eindigen! Zijn rechterarm begon op te spelen bij het zicht van de finish. Zijn linkerarm werd beetgegrepen door een lingeriemodel die nat in zijn oor fluisterde: ‘Nét wat ik zocht! Een lekkere snack voor onderweg!’ Door de opwinding begon zijn pijnlijke rechterarm een eigen leven te leiden op de toetsen. De samoerai hakte de tafel voor hem in twee stukken, en siste: ‘Hij blijft bij ons!’ De schrijver, wiens arm bij iedere indruk minder onder controle raakte, zocht naar een zinnig einde. Die kwam in de vorm van zijn zoon binnenlopen. ‘Pap, kom je mee? Mama heeft het eten klaar.’

Einde.

|Doorsturen

Buienradar



Agenda