Nieuws

Zo’n verhaal van Marten Blom

Voorjaarsschoonmaak

Het was een hele opluchting om eens wat te kunnen doen. De hele wereld had er schoon genoeg van en dus werden alle landschappen uitgeklopt en oceanen zorgvuldig gefilterd. Het was twee dagen geleden begonnen. De Aarde had zijn mond open getrokken en had kenbaar gemaakt dat het genoeg was. ‘Luister, mensen!’ had hij met die oorverdovende stem gebulderd. ‘Het wordt kiezen of delen! En nee, ik weet ook niet wat die rare uitdrukking daarnet precies betekent! Maar ik heb er schoon genoeg van! Jullie gaan je kamer eens grondig opruimen en schoonmaken. Wie niet meewerkt, mag zonder raket de ruimte in, en wie wel meewerkt mag misschien in de raket die momenteel naast de maan dobbert, ja jullie aan de kant waar het nacht is kunnen hem wel zien.’ En zo riep de helft van de wereldbevolking: ‘Ohooo!’ en de andere helft: ‘Waar?’ en: ‘Laat zien dan!’

En de Aarde zei: ‘Hoe dan ook: wie werkt er niet mee?’ Waarop iedereen door elkaar liep te mompelen en te zeuren: ‘Ja zèg, toe nou effe!’ en: ‘Daar heb ik toch helemaal geen tijd voor?’ Pal daarop klonk het geluid van miljarden vuurpijlen en gillende keukenmeiden, wat in een groot deel van de gevallen ook zo was. De niet-meewerkenden vlogen rechtstandig de ruimte in, al gillend totdat ze de atmosfeer verlieten. Ruwweg de helft die achterbleef, pakte onmiddellijk een bezem, stofzuiger of tuinslang en begon als een mongool schoon te maken. De Aarde pakte ondertussen zijn banjo, die diverse continenten lang was, en begon daar een riedeltje op te spelen. ‘We gaan daar eens effe een lekker schoonmaakliedje bij zingen, beste mensjes!’ bulderde de Aarde tevreden met een stem die verdacht veel op die van Frank Lammers leek. Met een enorme voet stampte hij in de maat van zijn liedje: 

‘Ja, daar gaan we dan,

door Oezbekistan.

Veeg het stof uit de hoeken!

Pak die bezem man,

ook in Amsterdam..’

Iemand riep: ‘Amsterdam rijmt toch niet op Oezbekistan!’ De Aarde bromde: ‘Wát nou?’ En het geluid van één gillende vuurpijl klonk weer door het luchtruim. En de Aarde zong weer: ‘…Hebben ze lekkere koeken!’ Nu wilde niemand meer als een vuurpijl de ruimte ingeschoten worden, dus begon iedereen maar wat mee te neuriën en twee keer zo hard schoon te maken. Olie en gas werd weer zo goed en zo kwaad als het kon weer onder het aardoppervlak geschoven. Zeven zeeën werden door een fiks theezeefje gehaald en al het plastic wat daaruit kwam, werd door een diepe tunnel naar het binnenste van de aarde geschoven en verbrand. De Aarde liet een dikke scheet en dat was het einde van de plasticberg. Ook mikte hij een hele zwik kerncentrales en atoombommen in een zwart gat. Tegen de mensen zei hij, met een geringschattend gebaar naar de steden:

‘Ruim die rommel ook nog effe op.’ En toen dat gebeurd was, zei hij: ‘Nou allemaal effe hier kommen, ik heb allemaal zaadjes die jullie mogen strooien, ja, jij ook. Hé, niet dringen jij, hè!’ En weer vloog iemand gillend de ruimte in. En toen mochten de mensen bossen zaaien waar eens steden van beton, glas en asfalt stonden. ‘Best leuk, hè?’ zei de Aarde tevreden en er ontstond een wat onhandig moment, voor de mensen dan, waarin ze op de volgende opdracht wachtten, maar er niks meer kwam. ‘Nou..’ zei de Aarde na een tijdje, ‘Ik weet eigenlijk geen klusjes meer voor jullie en aangezien jullie alleen maar kattenkwaad gaan uithalen als ik een dutje doe, moesten jullie maar eens op een heel lang schoolreisje gaan.’ En terwijl hij de mensen bij bosjes van zijn lijf schepte en in de trechtervormige ingangspartij van het ruimteschip schoof, zei hij goedmoedig: ‘Nee, jullie hoeven me niet te bedanken... ja, jij ook een goeie reis, dag hoor... en hier komen de laatsten, hop! Nou het deksel erop, ho, pas op je vingers!’ Met zijn duim en wijsvinger gespannen achter het ruimteschip zei hij tenslotte: ‘En nu voorlopig even een hele lange tijd op reis, hè? Want die goeie ouwe Aarde moet even een héle lange tijd bijkomen van jullie. Nou, dag hè?’ En hij schoot het ruimteschip vol gillende kleine mensjes de ruimte in, zoals hij wel vaker deed met een uitzonderlijk grote neuspulk. Vervolgens draaide hij zich om en zei: ‘Zó, en nu jullie, kippetjes! Wat dachten jullie ervan om de nieuwe soort aan de top van de voedselketen te worden?’ Een daverend gekakel van enthousiasme klonk op uit alle hoeken van de Aarde.

Einde.

|Doorsturen

Buienradar



Agenda