Nieuws

Zo’n stukje van Marten Blom

Operatie: bovenkamer

Voor mij begon het allemaal pas echt vanaf het moment dat ik de OK opgerold werd.

Er stond een team voor me klaar. Iedereen had er duidelijk zin in. Een en al brede grijnzen. Er werden zelfs nog diverse mensen aan mij voorgesteld. Ik lag in een bed en de hele wereld kwam naar mij toe. En toen kwamen er flessen met ja… hoe heet dat spul nu weer. Voorlopig heb ik dat, niets om gealarmeerd over te zijn, gewoon een woord wat even aan de andere kant van mijn geheugenbarrière blijft hangen. Narcose. Ik moest vooral eens diep inhaleren. En toen. Niks meer. Het is een anticlimax, ik weet het.

Tot voor kort moesten patiënten voor Deep Brain Stimulation bij kennis blijven tijdens de operatie om aan te kunnen geven wanneer precies dat stukje vlees bij dat stukje informatie kwam. Maar nu… na een operatie van… 6 uur? Zes en een half uur, vertelt mijn vrouw me, blijf ik onophoudelijk onder narcose. Eerst raakten mijn spraakcentra nogal geïrriteerd, zegt ze. Dat is me inmiddels wel duidelijk geworden. Vaag herinner ik me dat ik vanuit mijn bed verzocht heb of de regendruppelaar af kon. Maar dat is een van de vroegste herinneringen. Het enige wat daar nog aan vooraf ging was een fragment van een boek van Stephen King. Een tijdlang was dat de enige realiteit. Ergens gevangen tussen 1963 en 1964 was een dwangmatige bibliothecaresse eropuit om me op mijn schuldgevoel te werken. Zo schakelde zij de boekenpolitie in, om mij aan zich te binden.

Toch vond ik dit universum te benauwd. Er moest meer zijn. En zo kwam ik terecht waar ik hoorde, denk ik. Hoewel ik af en toe geen idee had hoe ik mijn bedoelingen kenbaar moest maken, voelde deze omgeving het meest authentiek. En gelukkig waren er in deze omgeving allerlei zaken die heel hard schreeuwden: Ziekenhuis!

Hoe kwam ik om te beginnen hier terecht? Wel, na zo’n tien jaar van medicijnen slikken begon ik wel heel bijzondere bijverschijnselen te vertonen met als algeheel dieptepunt een psychose. Toen die psychose weer voorbij was, bleek het dat ik bijzonder gevoelig was voor allerlei bijverschijnselen van de medicijnen. Ik kon slechts functioneren op een fractie van het uitgebreide palet wat ik gewend was. Een bijzonder irritant gevoel kwam uit mijn schouder en leidde tot een gevoel van verkramping. Als dat aan de gang was, kon ik iedere andere activiteit wel op mijn buik schrijven. En dat was vaak. Het pijnlijke gevoel ging vaak gepaard met overbeweeglijkheid, een gevoel dat behalve erg pijnlijk ook erg vermoeiend was. En dan mocht ik elke ochtend ook nog eens opstaan met een kramp in mijn linkervoet waardoor alle spieren daar naar binnen trokken. Zo kan ik nog wel even doorgaan, maar wat ik maar even wil zeggen is dit: al die ergernissen, pijn aan mijn lijf… het is weg!

Het enige wat ’s avonds nog komt spoken is die pijn in mijn schouder, maar dan slechts als een fractie van wat het was. En dan die eigenaardigheden in mijn spraakcentrum. Ik zit inmiddels op het punt dat ik gewoon een andere keus maak binnen mijn vocabulaire. Dus ik gebruik een ander woord met dezelfde strekking. Wat wel opvallend is zit hem in het digitale. Aanvankelijk werd ik knettergek van mobiele telefoons, laptops, thermostaten… Ik begreep ze niet en ze deden niet wat ik wilde. Toch begint dat ook allemaal terug te komen. Kijk maar naar dit schijnbaar moeiteloze stukje van de week; ik heb het in vier porties moeten verdelen om het te kunnen behappen.

|Doorsturen

Buienradar



Agenda