Nieuws

Zo’n stukje van Marten Blom

MRI

Na een half uur wachten in het UMCG wordt ik gehaald door een lange, dunne specialist met een mondkapje voor en een soort badmuts boven op zijn hoofd. Hij verontschuldigt zich voor de wachttijd; die morgen was er een scan langer uitgelopen dan verwacht. Ik word naar een verkleedhokje gebracht met het verzoek om me van alles te ontdoen wat van metaal is. Daarna kan ik via een andere deur naar de onderzoeksruimte.

Me ontdoen van metaal is snel gebeurd. Ik doe mijn schoenen uit en wil die andere deur door. De handgreep is een soort bol waar geen beweging in te krijgen is. Ik aarzel even. Dan klop ik maar aan. Geen reactie. Ik klop wat harder. ‘Bent u aan het kloppen?’ klinkt de stem van de specialist door de deur. ‘Jazeker!’ zeg ik. ‘U zult even moeten wachten’, zegt hij. ‘Er ligt nog iemand in, en met zijn tweeën is het zo krap, ziet u.’ Na een korte tijd opent hij de deur voor me. ‘Komt u binnen’, zegt hij met een uitnodigend gebaar naar een ruimte met dikke wanden en daarin het soort massieve deur die je in een kerncentrale of in de MIR verwacht. ‘Mijn collega maakt uw bedje alvast op’, zegt de specialist weer, die vandaag beslist zijn lolbroek aan moet hebben. Zijn collega trouwens ook, want als ik vraag of ik daar met mijn hoofd moet liggen, reageert hij met: ‘Daar ga ik vanuit, want ik neem aan dat u uw hersenen in uw hoofd heeft?’

Als ik ‘Pardon?’ zeg, wuift hij zijn opmerking met een glimlach naar zijn collega weg. Ik neem plaats op iets wat je zou kunnen vergelijken met een lange ovenlade. Alleen zijn deze lade en de ronde buis waar ik zo ingeschoven wordt wit, meer zoals A Space Odyssey 2001. ‘De laatste keer dat ik het controleerde, zaten mijn hersenen inderdaad in mijn hoofd’, zeg ik tegen lolbroek 2. ‘Pardon?’ zegt die op zijn beurt. ‘Hersenen. Inderdaad in mijn hoofd’, zeg ik. ‘Ik had hem niet meteen, maar nu komt-ie door.’ De man glimlacht ietwat besmuikt. Zijn collega vraagt of ik naar muziek wil luisteren. Het scanapparaat, de MRI, maakt namelijk een enorme herrie, maar niet continu, dus muziek kan een prettige afleiding betekenen. Dat wist ik, want 9 jaar geleden heb ik ook zo’n MRI gehad. Toen had ik een CD van Camel mee. Nu heb ik een CD van de Simple Minds mee, maar ze hebben geen CD-speler meer. Maar wel YouTube. Daar kunnen ze de Simple Minds wel mee opzoeken.

Toepasselijke bandnaam voor bij een MRI-scan, bedenk ik me. Waar ik ook aan denk, als ze me als een afbakpizza de MRI inschuiven: mijn vrouw had nog gezegd dat het nummer ‘Don’t you forget about me’ ook wel erg van toepassing is voor iemand die hulpeloos in een soort koektrommel ligt te wachten tot hij er weer uit mag. Precies dat nummer krijg ik als eerste drie keer te horen. Zo werkt ‘autoplay’ bij YouTube nu eenmaal. In plaats van drie verschillende nummers van dezelfde band op te zoeken, zoekt het liever drie verschillende versies van hetzelfde nummer op. Dus ‘Don’t you forget about me’ de albumversie, dan ‘Don’t you…’ de live versie en tenslotte ‘Don’t you...’ de extended versie. Don’t you forget about me, indeed.

Tegen het einde van de tweede keer dat het nummer voorbij komt, verwelkom ik inmiddels de scangeluiden die meer klinken als: Eeeehhhhh… dukduk… eehhh... BRATBRATBRATTEBRATTEBRAT. Gelukkig komen er daarna andere nummers. In mijn rechterhand bevindt zich een soort ballonnetje waarin ik kan knijpen als het me allemaal te veel wordt. Aan de binnenkant van mijn linker ellenboog zit een naald in mijn ader geschoven. Voor mijn ogen bevindt zich een spiegeltje dat als een soort periscoop werkt: het geeft uitzicht op een stoel en kast die zich voorbij mijn voeteneind bevinden. Ook als je, zoals ik, niet claustrofobisch bent, is zo’n uitzicht toch zeer geruststellend. Een mens heeft een horizon nodig. Plots een stem. Bent u dat, God? Komt u bewijzen dat u er tóch echt bent? Of is dit Big Brother uit ‘1984’? Maar nee, het is de lange, dunne specialist die ik als eerste sprak. ‘Gaat het nog een beetje?’ klinkt het meelevend in mijn koptelefoon. Bij gebrek aan beeld richt ik me op de stoel in de spiegel waar ik toch al drie kwartier tegenaan zit te kijken. ‘Eh, ja hoor!’ zeg ik. ‘Gelukkig’, zegt de stem. ‘U heeft heel goed stilgelegen. Dat worden mooie scans. Ik ga nu nog even met de contrastvloeistof aan de gang. Dat duurt nog maar vijf minuten.’

En zo geschiedde. Ik kreeg nogmaals complimenten voor het goede stilliggen. Dat is ook wel een beetje een prestatie als je Parkinson hebt.

|Doorsturen

Buienradar



Agenda