Nieuws

Tinus van der Ploeg op zee in Tweede Wereldoorlog (deel 2)

Tinus van der Ploeg woonde voor de oorlog met zijn vrouw Limkje en zijn Klaas aan de Dijksterbuursterlaan in Kimswerd. Na de oorlog verhuisde het gezin naar Harlingen. De Tweede Wereldoorlog gaf vanaf dag één een totaal andere wending aan zijn leven. Nadat hij aan boord van de Jagersfontein het beruchte bombardement op Pearl Harbour meemaakte (zie deel 1 in de HC van vrijdag 19 januari), zette het schip koers naar Amerika om bewapend te worden. In dit tweede en laatste deel beschrijft Reinder Politiek de gevaarlijke zeereizen van Tinus van der Ploeg tijdens de rest van de Tweede Wereldoorlog.

Door Reinder Politiek

 

Vlak na de Japanse aanval op Pearl Harbor kreeg Tinus’ schip andere opdrachten. Ze moesten de Amerikaanse soldaten in de Pacific van wapens, ammunitie, kanonnen en leeftocht voorzien. Ze voeren dan in konvooi. Alle schepen hadden hun vaste plek in dat geheel. Wel werden de nieuwe onderzeeërs steeds gevaarlijker en zodoende werd geregeld een schip uitgeschakeld door een torpedo en dan moest het achterliggende schip een plek naar voren schuiven.

 

Aangekomen in Amerika werd hun schip met moderne wapens opgesierd en de volgende bestemming was Engeland. De vracht bestond uit katoen, lood en grote hoeveelheden ammunitie. Verder waren er een dikke honderd Amerikaanse officieren, onderofficieren en een honderdtal passagiers aan boord. Deze reis moest alleen afgelegd worden en dus waren ze een makkelijk doelwit voor onderzeeërs. De reis werd op topsnelheid zigzaggend uitgevoerd.

 

SOS

Op 26 juni 1942 liep het totaal mis. Een Duitse onderzeeër had hen in het vizier gekregen. Het was nog donker toen er plotseling een zware schok door het schip ging. Niemand wist wat er gaande was, maar na onderzoek bleek dat er een groot gat in de bakboordzijde zat. Daar was de torpedo door geknald en in de lading katoen ontploft. Het schip maakte snel water en ging dieper liggen. Vooral het voorste deel zakte snel weg en daardoor werkte het roer niet optimaal meer.

De marconist stuurde ogenblikkelijk een SOS-bericht de ether in, dat ze zinkende waren. De hoofdmotoren werden uitgezet en de reserve buitenboordmotoren moesten het overnemen. Een Amerikaanse kruiser die het bericht opgevangen had, kwam na enige tijd langszij en nam de Amerikaanse militairen en passagiers over. Voordat ze er erg in hadden stoomde de Amerikaan weer weg. Voor hen onbegrijpelijk! De bemanning liet men aan zijn eigen lot over, die moesten zich zelf maar redden. Dat was voor hen moeilijk te verteren. Zij vervoerden immers ook militaire producten voor het Amerikaanse leger.

 

Rookkolom

Om acht uur nam de onderzeeër hen nog een keer onder vuur en schoot zijn tweede en tevens laatste torpedo die ze aan boord hadden. Die boorde zich ook weer in het schip. De kapitein gelaste om 8.10 dat de reddingboten gestreken moesten worden. Het was afgelopen met de trouwe Jagersfontein. Rustig werd de bemanning verzameld en ze gingen één voor één in de boten. Ze roeiden zo snel mogelijk bij het wrak vandaan en op een mijl afstand wachtte men af wat er ging gebeuren. De riemen werden gestreken en de bemanning keek zwijgend, doch zeer eerbiedig, naar de dingen die volgden.

Het was maar goed dat ze op tijd het schip hadden verlaten en op veilige afstand waren beland. Even later spoot een gigantische vuurzuil de lucht in, de grote voorraad ammunitie kwam tot ontploffing en het gehele achterschip brak af. Het leek wel of het een lucifershoutje was en het zonk binnen een paar tellen. Daarop volgde direct weer een explosie. De brug schoot huizenhoog de lucht in en een waterzuil blies een rookkolom omhoog. Binnen een minuut was het gehele schip verdwenen. Op de plek des onheil dreven nog restanten rond.

Het wrak ligt op 31.56N-54.48W.

 

Gelukkig kwam een Zwitsers stoomschip, de Saint Cerque, in zicht en nam de bemanning aan boord. Het schip was geladen met graan en daar moest de bemanning van de Jagersfontein in slapen. Doordat Zwitserland neutraal was, waren ze verzekerd dat ze niet door een Duitse onderzeeër zouden worden aangevallen.

 

Eenzaam

Op 30 juni dook plotseling een Duitse onderzeeër naast het Zwitserse schip op. Vanaf de toren riepen Duitsers: “Hallo Jagersfontein, hallo Jagersfontein”, en verdwenen met een brede grijns weer in de diepte. Soms zijn moordenaars net kleine kinderen. Het Zwitserse schip bracht hen naar Gibraltar. In een hotel konden ze onderdak krijgen en tot rust komen. Die rust duurde echter zeer kort. Het hele gebouw brandde die nacht af!

 

Met een Engelse vrachtvaarder werden ze weer naar Londen gebracht waar al een andere schuit op hen lag te wachten. Naar eerste klas bemanningsleden was in de oorlog veel vraag. Veel schepen verongelukten, maar nog veel meer bemanningsleden verdwenen in de golven. Iedere reis was een sprong in het duister. Na de overgave van Indië werd het varen steeds gevaarlijker. Ze hadden er weer een nieuwe vijand bij. Japan! Om duikboten te misleiden werd de vaarroute steeds langer. Geregeld voeren ze weer een andere koers.

 

Hoe ging het met het thuisfront? In één woord slecht. De scheepvaartmaatschappij stuurde geen geld meer en brieven kwamen er eigenlijk amper. De posterijen waren wereldwijd totaal ontwricht. Na 10 mei hadden ze eerst maandenlang niets vernomen waar haar man en vader gebleven was. Later in de oorlog kwam soms een brief langs vreemde wegen in Nederland. Limkje moest met haar zoon Klaas gedwongen verhuizen. Ze werden liefdevol opgenomen, in het oude koetshuis, bij haar ouders Jacob de Haas en zijn vrouw Anna.

Zonder contact, zonder geld maar wel werd ze steeds overladen met berichten dat er iedere dag schepen in de grond werden geboord. Een eenzaam triest leven dat voor die mensen zwijgend werd opgebracht. Nu voor ons niet meer voor te stellen.

 

Sloepen

Het ergste gevaar kwam uit de lucht. De kamikazepiloten deden hun intrede. Als hoog in de lucht een vijandig vliegtuig het konvooi traceerde was je ervan verzekerd dat kamikazepiloten je het leven zuur maakten. Van grote hoogte zochten ze een geschikt doel uit en dan vlogen ze met denderende vaart met hun toestel verticaal naar beneden en storten levend in hun prooi. Als zo’n vliegtuig naar beneden vloog, was dat niet alleen spectaculair maar ook zeer angstaanjagend. Het uitgekozen schip was dan totaal verloren. Diverse keren werd een schip dat achter of naast hen voer als slachtoffer uitgekozen. Als het konvooi uiteindelijk de bestemming had bereikt, waren dat iedere keer minder schepen dan bij de start. In een konvooi mocht je elkaar niet helpen, want dat zou de andere schepen in moeilijkheden kunnen brengen. Kwam zo’n bemanning op tijd in de sloepen dan waren ze totaal op zichzelf aangewezen. In die periode vielen er ontzettend veel slachtoffers. De zeelieden hebben in de oorlog grote offers gebracht. Iedere reis was je in levensgevaar.

 

Pas op 15 augustus 1945, toen de atoombommen Japan tot overgave dwongen, was voor Tinus de oorlog afgelopen, maar hij was nog niet thuis! Na verloop van enige maanden arriveerde hij weer in zijn vertrouwde Kimswerd. Toen zijn zoon Klaas zijn vader na dik zes jaar weer zag, was het voor hem een vreemde man.

Soms vertelde Tinus over zijn wederwaardigheden, maar veel gehoor vond hij niet. Zijn toehoorders waren na de oorlog met andere zaken bezig. Hij heeft nog een paar reizen gemaakt en is daarna in Harlingen gaan wonen en ging werken bij de scheepswerf Welgelegen. Teruggekeerd in de maatschappij merkte hij dat zijn vaderland zich weinig voor zijn oorlogsinspanningen interesseerde.

Deze noeste zeelieden die zes jaar in zeer moeilijke en gevaarlijke omstandigheden op de bres hebben gestaan - en 1300 mensen op zee verloren - werden niet op hun waarde gewaardeerd. Toch moeten wij deze bijzondere helden niet vergeten!

|Doorsturen

Buienradar



Agenda