Nieuws

Het stukje van de dag: Rennen bij het resort

Door Jeroen Pietersma
Tot nu toe heb ik u de stukjes die ik in de Parkinsonkliniek geschreven heb, hier laten lezen. Maar het is nu vakantietijd. Dus stuur ik een vakantieverhaal.

door Marten Blom

Zondag 13 augustus. Rennen bij het resort.
Op dag twee van onze vakantie ren ik. Kom eerst langs de personeelsverblijven. Vind het ietwat confronterend. Alsof je de eigenaar van een plantage bent en toch wilt laten zien dat je je heel gewoon tussen het volk kan bewegen.

‘Good morning’, brom ik tussen het rennen door. Ik ren naar beneden terwijl al die mensen in werkuniform naar boven lopen. Allemaal naar het paleis op de heuvel. Zo te zien woont heel veel van het personeel daar tijdelijk of permanent. Er is zelfs een kinderopvang. En dan ben ik opeens van het terrein af. Het verschil is overduidelijk. Dag mooie perkjes, hallo rotzooi in de berm. Vaarwel mooie klinkertjes, hallo asfaltweg vol gaten. Ik zie een opvallende gelijkenis met het Aruba van de jaren zeventig, toen we daar woonden. Het gatenasfalt komt uit op een grotere, beter onderhouden weg. Auto’s razen voorbij en het zweet gutst van mijn hoofd nu het, om half acht al, snoeiheet wordt. Ik ren over onregelmatig grind vlak naast de weg. Hoog boven me torent een heuvel met de naam van het dorp in grote letters erop: Özedere. Net als in Hollywood. Maar dan kleiner. Met wat minder glamour. Ik hou mijn pas in, want ik denk dat ik een grote hond zie. Maar het is een paard. Het ligt in de volle zon in het stof langs de weg. Gelukkig is het geen dood paard. En ook geen hond, dus ik kan weer verder rennen.

Gisteren kwam ik wel een hond tegen. Toen rende ik door een straat met luxe, maar verlaten vakantiewoningen. Net Pompeï vlak voor de uitbarsting. Iedereen was al weg, alleen ik wist nergens van. Lege zwembaden. Borden met ‘Pas op voor de hond’ in het Turks. Tenminste, dat leek me een vanzelfsprekende tekst bij het plaatje met de hondenkop. Misschien stond er wel heel iets anders. In elk geval waren de honden ook weg. Aan het eind van de straat liep ik het strand op. Daar lag-ie. Een giga hond. Een soort beer. Ik wandelde heel rustig in een wijde boog om hem heen. De hond was totaal niet geïnteresseerd in mij. Een grote roze lap van een tong hing uit zijn bek. Hij had het warm. Ik liep naar de zee. Daarlangs moest ik terug kunnen naar het hotel. Dezelfde weg terug gaan had ik geen zin in. Over het smalle strookje kiezelstrand rende ik verder, mijn schoenen spattend door de golven. Eerst rende ik langs een ander hotel. Daar voorbij rezen steile rotsen op, langs het water kon ik niet verder. Lopend en klimmend ging ik landinwaarts tussen het hoog opgeschoten onkruid, de rotsen en de alom aanwezige rotzooi. Opeens dook er een wit hokje op. Een bewaker lag in vol ornaat met zijn gezicht omlaag op zijn bureau en zijn kont omhoog op een te hoge bureaustoel. Om te voorkomen dat hij me tijdens het wakker schrikken voor mijn raap zou schieten, schudde ik hem aan zijn schouder. Hij schrok zich het apenlazarus. Met een wezenloze blik kwam hij van zijn stoel.

‘Good morning!’ glimlachte ik. De man keek nu zo bedremmeld dat ik in de lach schoot en hem ditmaal geruststellend op de schouder klopte.

‘Sorry!’ zei ik en wees op de struiken en rotsen achter hem. ‘Hotel?’ Geen reactie. Ik wees naar mijzelf en trok een alwetend gezicht. Alles onder controle, jongen.

‘I. Hotel’, zei ik. En ik wees weer naar waar het hotel ergens achter de struiken moest zijn. De man knikte nu sloom. Ik zag zijn hersenen heel langzaam op gang komen. Ik wachtte het niet af en klauterde verder. Na een korte tocht kwam ik weer op bekend terrein en ging verder met rennen. Voor de hotelingang kwam ik de bewaker weer tegen. Zijn ogen vlogen heen en weer in hun kassen en hij stiefelde in grote haast ergens naar toe. Het zou wel eens kunnen dat hij ergens vet te laat voor was.

|Doorsturen

Buienradar



Agenda