Nieuws

Dagboek van de Rebelse Huisvrouw - kort verhaal

Plato had dus toch gelijk - kort verhaal

‘Waar denk je aan?’, vroeg de man toen hij de vrouw die mooie zondagmiddag in de herfst naar de muur zag staren.

‘Aan de Allegorie van de Grot, een verhaal van Plato’, zei de vrouw. ‘De Allegorie van de Grot gaat over mensen die, gevangen in een grot, hun hele leven lang alleen maar voor zich uit kunnen kijken en schaduwen op een muur zien. De schaduwen die ze zien zijn hun enige werkelijkheid, het enige leven dat ze kennen. Om de werkelijkheid te leren kennen moeten ze durven zich te bevrijden. Toen dacht ik: heeft Plato gelijk? Hoe weten wij nu of ónze werkelijkheid wel een échte werkelijkheid is? Is er misschien nóg een werkelijkheid? Iets, dat…’

‘Juist ja’, zei de man. ‘Ik denk dat we even naar buiten moeten.’ Hij voelde dat er weer heel wat warrige filosofieën in aantocht waren en had er niet zoveel zin in. ‘Het is een prachtige dag, we gaan een mooi tochtje maken.’

De sfeer was de hele rit uitgelaten en ontspannen, totdat ze ’s avonds, op weg naar huis, over de statige Noorderhaven reden. ‘Stop’, zei de vrouw onverwacht. Haar stem klonk opgewonden en trilde van spanning. ‘Kijk’, zei ze, terwijl ze naar een van de prachtige grachtenpanden wees. ‘Ik weet niet hoe het kan, maar opeens weet ik het zeker: in dit pand heb ik ooit gewoond. Het voelt zo... vertrouwd.’

De man keek haar bezorgd aan en stopte even. ‘Zullen we gaan?’ zei hij na enkele minuten, terwijl hij het gaspedaal weer intrapte om verder te rijden. Maar de vrouw was als betoverd. ‘Ik ga nergens heen’, sprak ze op kille toon. ‘Ik ben precies waar ik moet zijn.’

Ze stapte uit en de man volgde haar. Opeens bonkte zijn hart vreemd luid in zijn keel en met elke stap groeide zijn angst. Zijn ademhaling klonk als het gehijg van een op hol geslagen paard en de haartjes op zijn armen stonden rechtop, maar toen ze binnen waren, bleek het grachtenpand volledig verlaten te zijn, stoffig en verwaarloosd. Met een verwrongen glimlach keek de vrouw naar de man. ‘Dat is vreemd’, zei ze. ‘Ik was ervan overtuigd dat ik thuiskwam maar nu…’

De man draaide zich om. Hij wilde zo snel mogelijk weg uit het huis. Hij pakte de vrouw bij de hand en trok haar met zich mee. Op weg naar de deur bukte hij zich om een foto op te rapen. Hij herkende meteen de twee mensen op de foto, weliswaar twintig jaar jonger maar toch: hijzelf en zijn vrouw. Hij keek zijn vrouw in opperste verwarring aan. ‘Hoe…’ begon hij, maar hij zweeg terwijl zijn oog viel op de foto tegen de wand. Een andere foto van hem en zijn vrouw hing daar, maar dan nog jonger. Het voelde alsof hij zijn verstand verloor.

‘Ik wist het’, glimlachte de vrouw gelukzalig, terwijl ze met haar vinger liefdevol over de foto streek. ‘Ik zei toch dat ik hier ooit heb gewoond?’

De man werd wakker van zijn eigen schreeuw, badend in het zweet. Hij lag in zijn eigen bed. Naast hem lag zijn vrouw, met op haar gezicht een glimlach die aan waanzin grensde. Ze staarde naar de schimmen die op de muur dansten, en de waarheid drong tot hem door: ze waren gevangen. Ze zaten vast in een wereld van schaduwen waaruit ze nooit zouden ontwaken, in de grot waar zijn vrouw het eerder over had. Ze zouden nooit weten wat nu precies de werkelijkheid was. Plato had dus toch gelijk.

|Doorsturen

Buienradar



Agenda