Als je een progressieve aandoening hebt, ben je geneigd om te denken dat je steeds minder kan, ondanks dat positief klinkende woordje ‘progressief’. Het enige progressieve in de vorige zin is namelijk de aandoening. Het betekent dat het hartstikke goed gaat met de ziekte, maar niet bepaald jofel met de patiënt. Nu worstel ik al jaren met het vreemde gegeven dat er altijd mensen in mijn omgeving zijn die vinden dat ‘ik mazzel heb’. Nu was er een tijd dat ik me daar druk over maakte, maar de laatste tijd vind ik het eerder een vrij komisch gegeven en ik betrap me er vaak op dat het een soort standaardmanier van denken is geworden. Sinds ik een DBS operatie heb gehad, gaat het een stuk beter met me. Wat een mazzel. Maar voor die operatie al kreeg ik medicijnen waardoor ik fysiek helemaal opgepept werd en als een dolle aan het sporten sloeg. Ook mazzel. Mentaal gezien vloog ik wel de bocht uit, maar een paar jaar later was daar die eerdergenoemde DBS operatie en daarmee waren de hersenspinsels ook weer opgelost. Het lijkt misschien of dit stukje een cynische kant opgaat, maar nee. Misschien ben ik wel geen doorsnee parkinsonpatiënt. Eentje mét mazzel. Ik ben tenslotte ook nooit een doorsnee mens geweest. Dat lijkt me dan ook erg saai, doorsnee zijn. Als ik zeg dat ik weer een schilderij heb gemaakt, dat ik aan twee romans en een aantal korte verhalen werk en overweeg om op gitaarles te gaan, dan kan je denken: dat is geen echte parkinsonner, want die kunnen dat allemaal niet. Dit is niet eerlijk, die kerel heeft gewoon te veel mazzel. Maar je kan ook denken: HOE doet-ie dat dan? Wel, ik ga veel langzamer dan vroeger, maar dat is niet belangrijk. Het gaat om de richting. En die is vooruit.

Zo’n stukje van Marten Blom: Vooruit
25 oktober 2024Vooruit