Deze ochtend werd ik alleen wakker. Mijn hoofd begraven in het kussen, kwijl in mijn mondhoek. Het was al licht buiten. De wekker zei: 7:37. Wacht, wat? Ik dacht: wat is dát nou voor een vreemd tijdstip? Ik word al pakweg 13 jaar wakker om 6 uur. Zo lang als ik Parkinson heb, zo’n beetje. Dat wil niet zeggen dat ik er ook altijd meteen uitga, maar half acht zonder waarschuwing… Ik zit met mijn hoofd nog stevig verankerd in een droom over een enorm groot en oud huis, waar ik ook net in wakker wordt. Maar, terwijl ik mijn vest aantrek in de slaapkamer en mijn joggingbroek in de badkamer, dringt het goed door: dít is de realiteit, dat met dat grote huis niet. Het licht in de badkamer is aan, wat voor mij aangeeft dat vrouw & zoon al tanden hebben gepoetst, het laatste station voordat ze naar school & werk zijn. Ik roep toch even de naam van mijn vrouw. Niks. Misschien heeft ze onze zoon een lift naar het station gegeven vanwege de regen. Ik kom beneden waar het daglicht nu aan alle kanten tussen de gordijnen door stroomt. Bordjes met kruimels en een half opgekloven boterham liggen verspreid over het aanrecht, de tafel en de schenenbrekers, ofwel de salontafeltjes. Het koffiezetapparaat staat nog wel aan en dát is een meevaller, want die krengen gaan tegenwoordig allemaal na een half uur uit. Ik schenk mezelf een kopje in, smeer een boterham en ga bij het niet-nodige licht van de schemerlamp zitten, terwijl buiten de zon steeds enthousiaster schijnt. Het voelt alsof ik een grens over ben gegaan.
Dus zo gaat dat, denk ik. Ik ben me bewust van het melodrama terwijl ik het denk. Weet dat het onzin is, maar ik denk het maar wel mooi. Zo gaat dat dus. De ene dag ben je nodig, de volgende dag niet. De ene dag word je erbij geroepen als je er nog niet op tijd uit bent, de volgende vergeet iedereen dat je er nog niet bij bent en begint de dag zonder jou. Ik werd wakker van twee gasten die in een auto stapten om naar het werk te gaan, herinner ik me nu. En weer sentimenteel denk ik: net als ik, dertien jaar geleden. Moet je me nou zien.
Ik hoor iets wat alles verandert. De wekker van mijn zoon boven. Die blijft maar gaan. Zeker verkeerd ingesteld, denk ik. Maar dan klinkt er een dreun en de wekker zwijgt. Ik wacht een minuut en roep hem dan. Zijn slaapkamer is recht boven mijn hoofd. Niks. Maar dan: ‘Mwaa..?’ Er gaan allerlei gedachten door mijn hoofd. ‘Ze’ hebben me niet gedachteloos in dit huis achtergelaten. Zij, mijn vrouw, heeft zo stilletjes mogelijk het huis verlaten om ons niet wakker te maken, lichten aangelaten en ontbijtspullen laten staan omdat wij ook nog van alles gebruik gaan maken. Na nog eens vier minuten ga ik mijn zoon wat verder wakker schudden. Even later verschijnt hij beneden. Niks is veranderd en alles is veranderd. Terwijl mijn zoon zijn koffie drinkt, ruim ik bordjes op, trek gordijnen open en knip lampjes uit. Dit was nog niet: ‘Zo gaat dat dus.’ Dit was de generale repetitie van ‘Zo gaat dat dus.’ Uitstel van executie, denk ik, terwijl ik naast mijn zoon een documentaire van de Simple Minds kijk, getiteld: ‘Anything is possible.’ En zo is het ook maar net. Don’t you forget about it.