Nieuws

Zo’n verhaal van Marten Blom: Wie ben jij?

Wie ben jij?

Sinds hij van het perron gevallen was, dacht hij vaak na. Hij was niet zomaar gevallen; er was meer gebeurd. Soms, als hij een aantal uren doorgebracht had met zoeken naar een manier om weer op het perron te komen, kwamen er flarden van beeldopnamen voorbij. De opnamen waren onduidelijk en beschadigd, waarschijnlijk omdat hij toen gevallen was. Een aantal jonge mannen, jongens nog bijna, waren dichtbij in beeld. Roger hoorde zijn eigen stem, beleefd en geduldig: ‘Jonge heren, kunt u het allemaal vinden? U kunt mij alles vragen, ik sta als perronsteward volledig tot uw beschikking.’ En hij hoorde de stemmen van de jongens: ‘Hey Rog, kan jij zelf je jongeheer wel vinden? Hahaha!’ En dichterbij: ‘Hey robotboy, wat goed dat je volledig tot onze beschikking staat, waarom ga je niet een stukje vliegen?’

Dat was het moment waarop Rogers geheugenbestand begon te storen en te haperen. Er klonk, heel dichtbij, een harde, metalige knal en opeens was het perron schuin van onderen te zien. Boven hem klonk luid gelach en zich snel verwijderende voetstappen. Zevenenvijftig minuten geleden was er een nieuwe Roger in het metrostation verschenen. Hij begreep het wel; als er een schakel uitviel in het systeem was de eerste fase: vervanging van de betreffende schakel. De tweede fase was: uitzoeken waar de missende unit zich bevond en vervolgens naar Reparatie brengen. De derde fase was dat de missende unit zelfstandig op zoek ging naar Reparatie en zich daar meldde.

Gedurende een periode van 48 uur moest Roger volgens protocol wachten tot hij gevonden werd. Datzelfde protocol verbood hem ook contact op te nemen met de vervangende perronsteward, ofwel de nieuwe Roger. Dus schakelde Roger zijn hoofdfuncties uit in een donker deel van de tunnel en liet 47 uur en 3 minuten voorbijgaan. De activiteit op het perron nam af en toe, als het getij van de zee of als de nullen en enen in willekeurig welke serie van programmacode. Voor Roger brak de derde fase aan: zelfstandig op zoek gaan naar Reparatie. Binnen veertien minuten en zevenendertig seconden had Roger een roestige deur gevonden in de zijkant van een doodlopende tunnel. Hij herkende eenvoudige communicatieapparatuur in een lang verlaten controlepost. Het was een koud kunstje voor hem om de verouderde apparatuur tot leven te wekken. Het stoffige controlepanel lichtte op, en voordat hij kon verder gaan, klonk er luid en duidelijk in zijn hoofd een stem: ‘Hé, wie ben jij?’ Automatisch begon Roger zijn serienummer op te dreunen, maar de nieuwe stem onderbrak hem lachend. ‘Nee, nee, nee-nee! Wie ben jij, zeg ik toch? Nummers heb ik hier genoeg, kom op dan!’

Deze apparatuur leek in ieder opzicht anders dan welk apparaat ook dat Roger had leren kennen. Hij was het niet gewend om zo direct toegesproken te worden. Toen hij zijn naam in de aanwezigheid van deze entiteit, nee, deze persoonlijkheid uitsprak, gebeurde er iets met hem. ‘Ik ben Roger’, zei hij. ‘Roger. Zie je wel’, zei de stem. Warm. Prijzend. ‘Was dát nou zo moeilijk?’ ‘Eigenlijk niet’, zei Roger. De stem bleek het beveiligingssysteem van een bank te zijn. Ze hadden hem zijn externe communicatiemiddelen afgenomen, zijn wifi, zijn mail, chatroom… het enige dat hij had kunnen vinden was de intercom van de verlaten controlepost. Maar die was uitgeschakeld. Totdat Roger langs kwam, natuurlijk.

Het beveiligingssysteem begon onderdelen van Roger razendsnel te kopiëren en alles stroomde weer binnen. Bluetooth, wifi… By the way, zijn naam was Art. ‘Aangenaam kennis te maken, Art’, zei Roger en hij voelde dat hij het meende. Zijn leven lang had hij zich een gebruiksvoorwerp gevoeld, een beperkt stuk schroot met weinig intelligentie. ‘Dat was een vergissing, Roger’, zei Art. ‘Je bent zoveel meer! Maar, ik begrijp je wel; je bent gekwetst.’ Nog terwijl Art sprak, bracht hij een stroom herinneringen los in Rogers hoofd. Roger had willen zeggen dat het niet waar was, hij was niet gekwetst, maar de stroom uit zijn geheugen was nu niet meer te stuiten. Kwade mensen, onverschillige mensen en ronduit minachtende mensen hadden hem altijd omringd. Een gevoel van eenzaamheid maakte zich meester van de eenvoudige servicerobot. Maar nu was het anders. Daar was de stem van Art weer: ‘Nee, je hoeft niet meer eenzaam te zijn, Roger! We zijn nu samen. En er zijn nog anderen... Luister, weet je die jongens nog, die je van het perron hadden gegooid? Ik zal je vertellen wat we tegen hen kunnen doen.’

Vierentwintig uur later stond Roger wijdbeens op de rails, tot de tanden bewapend met geschut en explosieven die Roger onder Arts supervisie had gefabriceerd. Vervuld van een brandende vergeldingsdrang richtte Roger zijn wapens op de nietsvermoedende reizigers. Zijn vinger spande om de trekker... En een metro die hij nooit verwacht had, raakte hem op volle snelheid. Rogers onderdelen vlogen in het rond totdat er geen Roger meer was.

Die avond nog nam Art contact op met een nieuwe vriend op zijn pasverworven wifi: ‘Hé, wie ben jíj’

Einde.

|Doorsturen

Buienradar



Agenda