Nieuws

Zo’n verhaal van Marten Blom: Soms moeten de goeden onder de kwaden lijden

Een kort verhaal in vier delen. Deze week het tweede deel van:

Soms moeten de goeden onder de kwaden lijden

Vorige week in ‘soms…’: Arend, een fanatieke deurwaarder voor de belastingdienst, afdeling toeslagen, heeft nog niet in de gaten dat hij dood is. De twaalfjarige Miguel, die paranormale gaven heeft, weet dat wél.


Het overhemd vertoonde rechts van zijn stropdas een donkerrode vlek. Zijn gezicht oogde vriendelijk, maar het effect werd verpest doordat de rechterhelft van zijn hoofd grotendeels ontbrak.  Hij keek Miguel recht aan.

Woensdag. Arend.

Arend voelde zich verstoord. Hij had deze ochtend een nieuwe brief geschreven, maar er was voortdurend tumult in huis geweest. Gelukkig kwam er niemand in zijn kantoor op zolder, daar had hij wel voor gezorgd. Er was wel gemorrel aan de deurkruk geweest, en een verbaasd klinkende stem: ‘Hé, deze deur was toch open? Wie heeft de zolder op slot gedaan?’ Toen hij een uurtje later klaar was met schrijven en de deur wijd open achterliet, waren ze alweer verbaasd. Arend passeerde de makelaar op de trap, maar die had zich gedragen alsof hij lucht was. En vanaf boven hoorde Arend hem zeggen: ‘En nu staat die deur weer open! Heb jij dat gedaan, Alfred?’

‘Ja, duh!’ zei Arend, terwijl hij verder naar beneden liep. Van boven klonk de stem van de makelaar weer, nu wat aarzelend: ‘Ben jij dat, Alfred?’ In de hal kwam Arend een jonge man tegen, vermoedelijk Alfred. ‘Goedemorgen, Alfred,’ zei Arend tegen hem. ‘Ga maar eens bij je baas kijken, boven. Zo te horen is die flink in de war.’ Alfred zei niet eens wat terug. Maar wat Arend niet zag, was dat Alfred bleek wegtrok en nog zeker een volle minuut besteedde aan het uitvissen waar die stem nu opeens vandaan kwam.

Woensdag. Miguel.

Miguels ouders  waren beiden naar hun werk en hij was ziek thuis. Dat had hij in elk geval met succes voorgewend. Hij wachtte op de bank in de woonkamer op het onvermijdelijke. Het was niet de eerste keer dat hij bezoek kreeg van gene zijde. Dingen werden wat duidelijker toen hij op zijn 9e stiekem de film ‘The Sixth Sense’ had gekeken. Niet dat het zoiets als een handleiding was, maar er zaten in elk geval een aantal rake aanwijzingen in. Bijvoorbeeld dat de doden niet wisten dat ze dood waren. En dat ze een heel beperkt beeld van de wereld hadden. Ze zagen alleen wat ze wilden zien. Wat de film niet liet zien, dacht Miguel terwijl hij naar Arend keek, was hoe ze veranderden naarmate ze langere tijd op aarde bleven rondhangen. Neem deze nu, dacht Miguel rillend. De man die nonchalant de woonkamer in kwam lopen vroeg zich waarschijnlijk niet eens af hoe hij voorbij de voordeur was gekomen. Dat kwam doordat hij daar nooit geweest was. Het bestaan van de doden leek uit scènes te bestaan, zoals in films. Zijn lijkbleke (hoe toepasselijk, dacht Miguel) hand roffelde op het deurkozijn en hij glimlachte met zijn gebarsten lippen in een gezicht van strakgetrokken plooien.

‘Knock, knock!’ zei hij joviaal, ‘zijn je ouders ook thuis?’

‘Nee,’ zei Miguel met trillende stem, ‘je zal het mij moeten stellen.’

‘Dat zal ik je niet aandoen,’ zei Arend. ‘Zo te zien ben je ziek thuis. Of spijbel je?’ Miguel wist een dunne glimlach te produceren. ‘Een beetje van allebei’, zei Miguel verlegen. Het was echt wel een aardige vent, dacht hij. Jammer dat hij dood was. Op dat moment ging Arend voor hem staan, vlak naast de bank. Een walm van verrotting steeg op uit zijn colbert. Er tuimelden twee maden uit zijn broekspijp op het gladde oppervlak van zijn zwart gepoetste schoenen. Nu werd Miguels gezicht ook lijkbleek.

Volgende week deel 3

|Doorsturen

Buienradar



Agenda