Nieuws

Zo’n verhaal van Marten Blom: Soms moeten de goeden onder de kwaden lijden

Een kort verhaal in enkele delen. Deze week het eerste deel van:

Soms moeten de goeden onder de kwaden lijden

Maandag. Arend.

Arend zat thuis te werken op zijn laptop. Hij was een aanmaning aan het schrijven. Als je het schrijven mocht noemen. Het grootste deel bestond uit een standaardtekst. Gelukkig had hij dit type brief opgeslagen, want hij kon het internet niet op om er één te downloaden. Dat kwam vast weer door die Bulgaren. Eerst voor vier miljoen aan toeslagen binnenhalen en nu waren ze weer aan het ‘cyberschurken’, zoals Gerri Eickhof dat noemde. Maar Arend floot een vrolijk wijsje tussen zijn tanden. Wie de overheid te snel af wilde zijn moest toch echt vroeger opstaan. Nou ja, behalve die Bulgaren dan. Die waren binnen. Maar nu waren ze wakker. De overheid dan. Niet die Bulgaren. Paraat. Dát zou hen geen tweede keer overkomen. Hij printte de brief uit en haalde zijn roestvrijstalen Parker-pen uit het borstzakje van zijn onberispelijk gestreken overhemd. In sierlijke krullen schaatste zijn handtekening onder het formele ‘Hoogachtend’ over het papier. Even later was hij op weg naar de brievenbus, de gesloten envelop niet nonchalant bungelend tussen duim en wijsvinger, maar veilig opgeborgen in de zak van zijn lange zwarte jas.

Maandag. Miguel.

Het was in de namiddag toen de brief door de bus viel. Miguel wilde hem al oppakken, tegelijk met de reclamefolders, maar het voelde alsof het in brand stond. Miguel deed twee stappen terug, keek naar die brief, de bron van zijn angst en pijn. De envelop was saai om te zien. Er stond alleen ‘de belastingdienst’ en ‘toeslagen’ op. En zo’n plastic raampje waardoor je de naam en het adres van zijn vader kon zien. Dat was allemaal wel bekend. Dit soort brieven waren maandenlang binnen gekomen. Maar niet deze brief. Deze brief stonk naar de dood. Miguel griste de reclamefolders bij elkaar en kwam de rest van de dag niet meer in de hal.

Dinsdag. Arend.

Arend zat met het puntje van zijn tong uit zijn mond te schrijven. Vandaag had de elektriciteit het begeven. De telefoon was er al tegelijk met het internet mee gestopt. Maar Arend was er wel aan gewend dat systemen crashten, dat het hele apparaat tot stilstand kwam. Het dwong hem om scherp te blijven. Hij klikte eenmaal met zijn Parkerpen en begon te schrijven. Deze brief werd ook scherp. Persoonlijk. Ook Arend hanteerde de 80/20 benadering. Dat hield in dat 80 % van ‘zijn’ ouders fraudeerde en 20% onschuldig was. Het kwam er voor Arend op neer dat ze allemaal fout waren, totdat het tegendeel bewezen werd. De goeden moesten maar onder de slechten lijden.

Dinsdag. Miguel.

Toen Miguel uit school kwam, was zijn vader in alle staten. De brief van gisteren was al geen goed nieuws, maar vandaag was er nog iets ergers binnengekomen.

‘Een handgeschreven brief?’ hoorde Miguel zijn vader roepen. ‘Zijn ze daar helemaal gek geworden?’ Miguel ging stilletjes naar zijn kamer om met zijn vrienden te appen en te gamen. Hij ging er liever niet gezellig bij zitten als zijn ouders ruzie maakten. Maar voordat hij zijn koptelefoon op kon zetten, hoorde hij de stem van zijn moeder: ‘Maar José, dat is toch geen officiële brief, dit is het werk van een gek! Moet je lezen: ‘Het is de hoogste tijd dat u stopt met het misbruiken van de privileges die de Nederlandse staat te bieden heeft.’ Of dit: ‘Ik zie mij genoodzaakt om u binnenkort een bezoekje te brengen.’ Dat is toch geen ambtelijke taal!’ Miguels moeder belde vervolgens naar de Belastingdienst om te informeren naar hoe het in Godsnaam mogelijk was dat een volslagen vreemde zoveel van hun persoonlijke informatie wist. Miguel zette net zijn koptelefoon op toen een beweging in de achtertuin zijn aandacht trok. Er stond een lange man, onberispelijk gekleed in tweedelig pak en een lange zwarte jas.

Volgende week deel 2.

|Doorsturen

Buienradar



Agenda