Nieuws

Zo’n verhaal van Marten Blom: Sirene 11

Sirene 11.

Wat er gebeurde in Sirene 10: Eric krijgt voor het eerst in jaren te horen dat Zarasa, een sirene, zijn moeder is. Dat betekent dat Owi zijn tante is. Veel tijd om dat te verwerken krijgt hij niet: hij moet de raad onmiddellijk op de hoogte stellen van de komst van de eenheid.

Karlijn was al vroeg begonnen met haar tweede baan als kassière in de supermarkt in de jachthaven. Het was druk in de winkel en het was onmogelijk voor haar om aan de andere kant van het eiland de eenheid te zien duiken naar de vaargeul die om het meest oostelijke punt liep. Toch deed het dat, en de meeuwen die het gevaarte volgden, vlogen even op en verspreidden zich over het luchtruim.

Eric fietste als bezeten over het pad tussen de duinen, zijn kleren nog kletsnat van het zeewater. Er verschenen vier tegenliggers. Toeristen. Ze bewogen zich als in slow motion moeizaam een duintop op. Eric schoot als een komeet dezelfde duintop af, schreeuwde hard en maakte wijde gebaren met één arm; oprotten! Het resultaat was dat de toeristen in een grote hoop van verstrikte fietsonderdelen tot stilstand kwamen. Hij kon ze ternauwernood ontwijken en moest alle zeilen bijzetten om overeind en op het pad te blijven. Toen hij de bosrand halverwege het eiland bereikte, kon hij ze nog horen schelden en kermen. Hij stuurde nu aan op de oude Nicolaaskerk en hoopte dat de raad daar bijeen was om hun idiote liederen te oefenen. 

Het begon met onrust in de supermarkt. Karlijn moest haar stem verheffen om het bedrag op te noemen wat haar kassa aangaf. Ze keek naar de ingang toen de stemmen van de klanten daar steeds harder en onrustiger werden. Meer en meer mensen stroomden de winkel in en het leek of het buiten even donker werd. Vlak daarop klonk er een dreun die het hele gebouw op zijn grondvesten deed schudden en op de één of andere manier nat klonk. Nog zo’n dreun en het geluid van brekend glas kwam van boven, waar restaurant ‘de dining’ was. Zowel van boven als in de winkel gilden mensen toen het licht uitging. Buiten was het een heldere dag, maar er dromden zoveel mensen in paniek de winkel in, dat ze de enige raampartij aan de voorkant blokkeerden. Karlijn werd door de stuwende menigte achterin de winkel gedrongen, terwijl de daverende dreunen en het gegil maar doorgingen. Ergens ging snoeihard een alarm af; dat kon er ook nog wel bij, dacht Karlijn. In al het gedrang realiseerde ze zich dat ze met haar rug tegen de achterdeur stond. De sleutelbos zat er nog in. Met trillende handen draaide ze aan de sleutel, die niet meegaf. Totdat ze zich realiseerde dat ze de sleutel in haar zenuwen de verkeerde kant op draaide. Inmiddels keken en leefden de mensen om haar heen mee met haar pogingen. ‘Nee nee, je doet het verkeerd!’ zei er één. ‘Laat mij maar effe!’ riep een ander. Karlijn beet haar tanden op elkaar en draaide stug door, dit keer in de goede richting. Toen ze het slot open had, wilde ze de mensen in de winkel roepen, vertellen dat ze eruit konden, maar ze werd door de woest oprukkende menigte naar buiten geworpen, waarop de mensen achter haar klem kwamen te zitten in de deuropening. Water droop op Karlijns hoofd en schouders en ze keek omhoog. Verblind door de zon kon ze alleen een voortdurend van vorm veranderende gestalte zien oprijzen, ver boven haar. De meest oorverdovende dreun tot nu toe klonk op achter haar en ging samen met een abrupte demping van de kreten uit de richting waar seconden geleden nog een deuropening was.

Tussen stofwolken verscheen er nu gescheurd beton en verwrongen staal. Van de deur was niets anders over dan een stalen plaat die de vorm van een trekharmonica had aangenomen, de sleutelbos met fleurige sleutelhanger waarop ‘have a nice day!’ te lezen was, nog steeds in het sleutelgat. Karlijn peinsde er niet over om hier de rol te gaan spelen van gillend dom blondje. Terwijl ze een sprint trok naar haar barrel van een terreinwagen, wierp ze een blik over haar schouder om te zien of er nog meer aanvallen kwamen. Ze zag tussen het stof en de chaos alleen één gigantische wriemelende vorm tekeergaan. Het geluid van haar haperende motor trok duidelijk de aandacht, want een lange tentakel met aan het einde een blindelings om zich heen happende haai kwam haar kant op. De motor sloeg aan en Karlijn slaagde erin om weg te scheuren, ondanks het feit dat de haai door haar voorruit werd gesmakt en wringend en draaiend op de achterbank terecht kwam. Ze kwam weer uit haar ineengedoken houding om te zien waar ze naartoe reed, maar moest snel naar voren in haar stoel om te voorkomen dat ze in haar rug werd gebeten. Plankgas reed ze naar de voorkant van het gebouw, waar het wriemelende gevaarte zich vanuit de jachthaven de kade, de winkel en het restaurant opgehesen had. Op het laatste moment kon Karlijn zich nog uit de auto werpen. Toen werd het gegrepen door het ding dat Karlijn in een spontaan moment ‘de friemelbitch’ noemde. Scharen, tentakels en tanden scheurden de auto uitéén alsof het van aluminiumfolie gemaakt was. Ook de benzinetank moest eraan geloven en de brandstof vloeide rijkelijk over friemelbitch. Er lagen lichamen op de grond, overal renden en gilden mensen. Karlijn zette moeizaam een omgevallen terrasstoel overeind en nam plaats. Die friemelbitch verpeste haar dag. Op het tafeltje lag een pakje sigaretten. En een Zippo. Misschien was de dag nog niet helemaal naar de bliksem. Ze klapte de Zippo open en streek langs het tandwiel. Een mooie, hoge vlam. Met een fraaie boog gooide ze de Zippo naar de resten van haar auto. Even niets. Toen een daverende knal en spetterende geluiden toen de bitch zich brandde. Piepende, kermende vormen stortten zich sissend in zee. Maar het grootste deel van de friemelbitch richtte zich hoog op om te zien welke larf daar aan haar tenen beet.

Wordt vervolgd.

|Doorsturen

Buienradar



Agenda