Nieuws

Zo’n verhaal van Marten Blom: Nog een verhaal.

Nog een verhaal.

Aanvankelijk was het nauwelijks te merken. Een geritsel door de jeugdafdeling op de begane grond, als riet in de wind. Het geritsel werd iets luider toen het de balie van de bibliotheek bereikte. Het eerste verbaasde gemompel zweefde via de ouderwetse draaitrap naar boven, waar de schrijver zich teruggetrokken had achter zijn laptop. Hij zat zo geconcentreerd naar het scherm te kijken, dat al het andere hem ontging. Hij probeerde uit alle macht om uit niets een verhaal te maken. Hij wilde iets schrijven over iets dat kon vliegen, maar tot nu toe kwam er niks los van de aarde. Hij zag niet de monden van de bibliotheekmedewerkers openvallen bij de aanblik van de eerste boeken die hun vleugels aarzelend uitklapten. Stripboeken maakten hun eerste aarzelende sprongetjes op bladzijden die trilden als de pootjes van pasgeboren reigers. Het leek alsof de boeken gehinderd werden in hun vlucht, alsof ze eerst een last moesten afwerpen.

Luid schreeuwend en opgewonden lachend maaiden de kinderen op de jeugdafdeling met hun armen naar de prentenboeken, strips en jeugdboeken. Die sprongen, op hun beurt gealarmeerd, een meter naar achter. Toch konden ze maar moeilijk van de grond loskomen. De meesten zaten nu ineengedoken op de vloerbedekking, vreemd genoeg alsof ze... ‘Ze zitten te poepen!’ schaterde een jongetje van vijf. De volwassenen sloegen een hand voor hun mond, want: ja, inderdaad, het leek nog het meest op poepen wat die eigenaardige boekvogels aan het doen waren. Aarzelend gelach klonk op door het trappengat waar de schrijver aan de gang was. Die klapte geërgerd zijn laptop dicht en stapte in de lift naar de tweede verdieping. Wat een herrie vandaag! Ondertussen kwam er uit de boeken gelukkig geen poep, maar inhoud stromen. Een wirwar van zaken kwam onder uit de boeken gestroomd. De wat dunnere boekjes klapten hun pagina’s uit en begonnen uit te vliegen. Al gauw zag het wit van de vele flapperende pagina’s terwijl daaronder van alles bewoog. Het geflapper en geklapper was een lawaai van jewelste en overstemde al gauw de opgewonden kreten van de bibliotheekmedewerkers en -bezoekers. Op de op zolder gelegen tweede verdieping zuchtte de schrijver weer; nooit was er rust te vinden! Hoe moest hij nu op ideeën komen bij deze herrie?

Overal renden en klauterden letters en hele en halve woorden in het rond, volledig in de war omdat ze uit hun vertrouwde boeken waren geschud. Zo rende het woord ‘vleeseter’ al happend en grauwend achter de titel ‘1001 tips voor de BBQ’ aan. Totdat de woorden ‘Grote Carnivoren’ opdoken en de kop van ‘vleeseter’ afhapten. Teruggebracht tot ‘leeseter’ dacht het woordje even na en ging toen fanatiek achter een jonge lezer aan. Telkens wanneer een letter of woord iets anders opvrat, groeide het. Zo stond er al een behoorlijk volgevreten ‘z’ ter grootte van een zitzak tegen een muur geleund in het gezelschap van enkele kleinere exemplaren van dezelfde letter. Het enthousiasme van de kinderen en de verwondering van de volwassenen sloeg om naar regelrechte paniek nu het bijtgrage karakter van de letters aan het licht kwam. Overal renden mensen kriskras door elkaar met letters en woorden aan hun enkels en hun broekspijpen. Nu moet het gezegd worden dat niet alle woorden kwaadaardig waren, maar het spreekt voor zich dat woorden als ‘lief’ en ‘aardig’ als eersten sneuvelden op dit slagveld van het alfabet. Gelukkig waren er ook woorden als ‘dapper’ en ‘slagvaardig’, anders was het gauw afgelopen geweest voor de bieb. Maar toen de illustraties tot leven kwamen; achteraf was iedereen het er wel over eens: dat was een grandioos moment.

De eerste illustratie was een onderwaterpanorama. Het ene moment was het nog gewoon een plat plaatje dat uit een boek gleed, het volgende moment vulde het tafereel de twee verdiepingen van de bieb volledig, van vloer tot plafond en van wand tot wand. Alle aanwezigen bevonden zich plotseling een meter van de grond, omringd door ijskoud water en onder een verpletterende druk. Door het donkerblauwe water, zwak verlicht door een paar dunne lichtstralen van boven, kwamen reusachtige, prehistorische zeemonsters naar hun toe zwemmen. Net toen de longen van de aanwezigen op knappen stonden, werd het onderzeespektakel vervangen door net zo’n beeldvullende afbeelding van een strand op Fiji. Overal vielen mensen op het zand, happend naar adem en opgelucht opwarmend in de tropenzon. 

Op zolder was de schrijver in slaap gevallen in het zonnetje dat op de zitzakken scheen. Hij bewoog onrustig in zijn slaap en mompelde onsamenhangend. In zijn droom was hij druk aan het opruimen. ‘Wat een zootje’, mompelde hij en hij sleepte ondertussen alle woorden en illustraties weer naar hun oorspronkelijke plek in de boeken. Hij was nog tijdenlang met dweilen bezig, maar blijkbaar was hij tevreden, want hij sliep hierna ongestoord verder. De volgende ochtend werd hij wakker, rekte zich uit en groette het bibliotheekpersoneel op zijn weg naar buiten. ‘Hier gebeurt ook nooit wat’, klaagde hij.

De mensen die getuige waren geweest van de uiterst onrustbarende gebeurtenissen die dag in de bibliotheek, sloten een pact met elkaar. De gebeurtenissen waren zo vreemd dat de enige verklaring ervoor was: een collectieve psychose. En aangezien iedereen begreep dat geen mens hen meer serieus zou nemen als ze hierover zouden praten, deden ze dat ook niet. Nooit meer.

Einde.

|Doorsturen

Buienradar



Agenda