Nieuws

Zo’n verhaal van Marten Blom: Na tweeën.

Na tweeën.

De oude Thymen vond het maar onrustig in zijn straat. Zijn straat was dezelfde straat waarin hij 85 jaar geleden geboren was. Hij had het ouderlijk huis nooit verlaten, maar zijn ouders wel: die waren al lang geleden tussen 6 planken vertrokken. Thymens vader en moeder waren met de jaren steeds zwijgzamer geworden, totdat ze naar de achtergrond leken te verdwijnen en één werden met het verschoten behang. Natuurlijk waren ze vertrokken met de lange, zwarte auto van het uitvaartcentrum, eerst zijn vader en zijn moeder twee weken later. Maar voor Thymen was de overgang van leven naar dood zo geleidelijk gegaan, dat het voor hem makkelijk te geloven was dat zijn ouders nog steeds daar, in het abstracte bos dat het behang was, zaten en zwegen in hun zwarte kleren. Het had hem nog nooit bang gemaakt; de gedachte was eerder een troost geweest. Ze waren er tegelijk wel en toch niet, eigenlijk niet anders dan voordat ze overleden. De oude man vroeg zich wel eens af hoe het zou zijn als hij er ook niet meer was. Zou het net zo weinig uitmaken of hij leefde of dood was?

Maar dat waren de gedachten die hij overdag had. De straat verjongde. De nieuwe, jonge mensen die erbij kwamen kregen kinderen en hoewel dat het nodige leven en reuring bracht, was dat niet hetgene wat Thymen zou omschrijven als ‘onrust’. Nee, iets anders had zijn intrek genomen in Thymens straat en voor het eerst in zijn lange leven kon hij niet benoemen wat het was. Overdag wisselden slaperige, stille dagen zich af met dagen die bol stonden van de activiteit. Het gezeur van boren, elektrische zagen en schuurmachines luidden het voorjaar in en verstilden op den duur als er geen blad meer aan de bomen zat en de eerste herfststormen de ramen geselde. Ook dat was geen onrust; het was gewoon die cyclus van het leven, die hele rataplan van onderhoud en aanpassingen aanbrengen die de mensen keer op keer, van generatie op generatie nu eenmaal moesten uitvoeren.

Nee, het zat hem ook niet in de herrie of de overlast van een uit de hand gelopen verjaardagsfeestje. Het was later, op dat uur waarvan zijn vader altijd had gezegd: ‘Neem nooit belangrijke beslissingen na tweeën, Thymen. Daar komt nooit iets goeds van.’ Het was dat tijdstip waarop hij de laatste weken steeds vaker wakker lag. Gisterennacht liet iemand laat zijn hond uit. Zo te horen was het zo’n keffertje van nog geen twintig centimeter hoog, maar het was de agressie in het geblaf en gegrom van het kreng dat de oude man trof. Hij had zijn gordijnen allang dicht op dat tijdstip en dat gaf zijn verbeelding alle ruimte om zich een voorstelling te maken van wat het was dat daar zo dichtbij hees en diep uit zijn keel naar hem gromde. Een beestje dat meer tanden dan hond was, zag hij zomaar voor zich. En het had helemaal geen baasje. Het liep daar zomaar rond met die blikkerende tanden, klaar om te bijten en te scheuren. En iedereen sliep maar gewoon.

Op een andere nacht hoorde hij de kat van de buren op zijn dak. Heel gewoon, behalve dat dit geen kat was. Het was iets wat dééd alsof het een kat was, maar het was veel te groot om een kat te zijn. En het fluisterde met de stemmen van overvliegende zwaluwen, om zijn eigen stem te maskeren.Kijk die ouwe nou liggen, zei die zwaluwstem, die ouwe die er niks van snapt. Maar zoals altijd kwam ook deze morgen, die vertelde: Wat een onzin bedacht jij vannacht, vader. Bang voor een poedeltje, een kat, zwaluwen? Kom zeg, doe even normaal! Nu had Thymen lang genoeg geleefd om die stem van de waanzin, die van na tweeën en die geruststellende stem van de ochtend te herkennen. En wat hem écht zorgelijk stemde: dit waren ze geen van beide.

Op een nacht, om vijf voor twee, hoorde hij geritsel in de bladeren op straat. Hij negeerde het en probeerde door te slapen, maar het geritsel ging nu over op gebonk, alsof er dieren op auto’s klommen. Om twee uur kwam Thymen zijn bed uit, pakte zijn zaklantaarn en ging in zijn pyjama naar beneden. Hij wist niet hoe het kon, maar de muren waren weg. Alle meubels stonden netjes op zijn plaats, maar waar de muren waren geweest met het vertrouwde bos-behang was nu niets. Hij hoorde het geritsel en gebonk weer en zijn oog viel op de stationwagen van de buurman. Er scharrelde iets op en onder rond. Toen hij dichterbij kwam, voelde hij een aparte sensatie. De muren mochten er dan niet zijn; toch had hij het gevoel dat hij ergens instapte. Dat hij een grens over ging. Hij hoorde een bekend, hees keelgeluid. Een keffend gegrom. Thymen deinsde terug, maar kon niet verder. Vanaf deze kant was de muur van zijn eigen huis wel zichtbaar. En tastbaar. Hij was buiten gesloten. En wat het ook was dat daar gromde, het kwam snel op hem af. En het was niet alleen. Thymen rende zonder te kijken de andere kant op en werd verblind door de koplampen van de grote vrachtwagen die daar net de straat in reed.

De makelaar zat in zijn leren stoel te kijken naar het ouderwetse stuk behang dat hij in had laten lijsten. Het kwam uit het huis van een oude man die zich op een kwade nacht voor een vrachtwagen had geworpen. De makelaar had het huis verkocht, maar dit stuk behang bewaard. Het fascineerde hem. Kijk, het was net een bos, en daar zaten twee mensen in het zwart op stoelen. En er was nog iemand, achter een raam? Het leek wel of die naar binnen wilde.

|Doorsturen

Buienradar



Agenda