Nieuws

Zo’n verhaal van Marten Blom: Moord op de pier. Deel 4.

Moord op de pier. Deel 4.

Wat er gebeurde in deel 3: Nog steeds getergd door cafeïnegebrek trekt inspecteur Baard alle verdachten, motieven, aanwijzingen en bewijsmateriaal zorgvuldig na, maar het mag niet baten: alle verdachten gaan vrijuit. Als klap op de vuurpijl krijgt hij te horen dat het slachtoffer (weer) leeft!

‘Bella leeft!’ schetterde het door de telefoon. Het was het baasje van de hazewindhond, die met die enorme snor. ‘Ik ging vanmorgen nog één laatste keer naar haar kieke, waar ze bij jumme in zo’n la leit, de afgelopen 24 uur, bij -40 graden celsius.’ De inspecteur hoorde inderdaad vrolijk geblaf beneden, waar het mortuarium was. Hij liet de telefoon op zijn bureau liggen, terwijl hij zich de trap af haastte. En daar was ze. Bella. Springlevend. Haar baasje had de tranen in zijn snor. ‘Ik deed die la open,’ straalde hij, ‘en daar was ze! Precies su als ze altied was!’

De eerste die Bella in levenden lijve op de gevoelige plaat vastlegde, was Ubbo Posthuma. Aanvankelijk zou het weer voorpaginanieuws worden, wederom met een grote foto van een levende Bella en de kop: ‘Bella leeft!’ Maar er was iets aan dit nieuws wat niet helemaal lekker zat. Zo wist bijvoorbeeld niemand hoe het kwam dat Bella leefde. Een bericht als dit riep meer vragen dan antwoorden op. Het zou naar pagina twee gaan, dan. Of alleen maar in de digitale versie van de krant. Later werd besloten het helemaal uit de krant te houden en het artikel werd doorverkocht aan een obscuur blaadje waarin uitsluitend koppen stonden als: ‘De engelen zijn onder ons’ of: ‘Waarom Bill Gates een chip in je brein implanteert, terwijl jij denkt dat je alleen maar een corona-test doet.’ Of: ‘Fietsende getuige onthuld als undercoveragent van buitenaards ras.’ En meer van dit soort onzin. Opvallend was dat de eerdergenoemde Harlinger tamtam dit keer ook zweeg. Dit was geen mooi verhaal. Zo’n beest was dood of levend, niet dood en dán weer levend. Nee, Harlingen zat er een beetje mee in zijn maag. Maar toen kwam er een dag waarop de gemeente in alle stilte een speciaal potje opende. De inhoud hiervan ging naar Bella en haar baasje en was genoeg om de rest van hun leven comfortabel te kunnen doorbrengen in het pittoreske Franeker. Daar waren ze meer thuis in dat soort dingen. Voorwaarde was dan wel dat Bella & Baasje in Franeker bléven. Vanaf toen fleurde men weer op en alles ging weer zijn gangetje.

Totdat er iemand uit Den Helder naar het politiebureau belde: ‘Ik bel voor een bekentenis, ik vind het zo erg!’

‘Wat is er dan mis, beste man?’ zei inspecteur Baard. ‘Ik... ik heb Bella vermoord!’ stamelde de man. Toen de inspecteur niets terug zei, begon de Heldernaar zijn verhaal af te steken. ‘Ik... ik realiseer me nu pas hoe het gegaan moet zijn’, zei de man. ‘Alles viel op zijn plek toen ik bij toeval uw lokale krantje onder ogen kreeg.’ Nog meer stilte. Inspecteur Baard zat met diep gefronste wenkbrauwen naar het relaas van de Heldernaar te luisteren. Eigenlijk wilde hij het helemaal niet horen, net als de meeste mensen in Harlingen. Maar hij moést wel luisteren, want het zou erg belangrijk worden wat hij tegen deze man ging terugzeggen.

‘Het was nooit mijn bedoeling geweest... maar laat ik bij het begin beginnen...’ Op een uitzonderlijk mistige ochtend was Jelle Dijksma (want zo heette de Heldernaar), naar de Zuiderpier van Harlingen gereden om voor de eerste keer in zijn leven een potje te kitesurfen. Aan de voorkant van zijn kite zat een heel lichte, aluminium buis. Jelle werd, na vier vergeefse pogingen, opgetild door een plotselinge windvlaag en bevond zich opeens vier meter boven de pier. De kite trok hem hulpeloos achter zich aan, totdat Jelle voelde dat het ding iets raakte. Vervolgens werd Jelle de pier afgeblazen en bleef tientallen meters verder verdwaasd op het strand liggen. Later, thuis pas, ontdekte hij het hondenbloed en de haren op de aluminium buis aan de voorkant van zijn kite. Om precies te zijn: vlak nadat hij het stuk over Bella’s dood las. Baard schraapte eindelijk zijn keel. Hij zei: ‘Luister eens, meneer. Ik vrees dat hier sprake is van een misverstand. Er is inderdaad melding gemaakt van een dode hond, genaamd Bella. Maar daarna is er een rectificatie in de krant geplaatst: Bella blaakt van gezondheid en woont tegenwoordig met haar baasje in Franeker. Rest mij u te danken voor uw melding, maar uw bezorgdheid is onterecht, gelukkig. Een fijne dag verder!’

Hmm... dacht Baard, dus dát is er met Bella gebeurd! Maar dat hoeft niemand te weten. En op de avond van diezelfde dag nog schoof inspecteur Baard het volledige ‘dossier Bella’ in zijn vrolijk knetterende open haard.

Ondertussen knetterde het ruimteschip van Zeflow en Flubbewub net zo vrolijk door de ruimte, op weg naar huis na een geslaagde missie. Over de radio klonk de stem van hun coördinator Ziwoe-oei: ‘Eén ding zit me toch nog dwars, jongens. Hoe wisten jullie zo zeker dat die Harlingers zo zouden reageren op het herleven van die hond?’

‘Och,’ zei Zeflow, ‘niet alleen Harlingers reageren zo. Het is in feite inherent aan het mens-zijn: als er dingen gebeuren die volgens de mensen niet logisch zijn, gaan ze onmiddellijk keihard aan het werk om het logisch te máken. Dus vlak nadat onze undercover-man in Harlingen het mortuarium inglipte om Bella te repareren, ging half Harlingen aan het werk om sporen te wissen. Een rectificatie in de krant, de verhuizing van Bella naar Franeker, de inspecteur die het ‘dossier Bella’ vernietigde; alles in de naam van de logica. En zo is alles weer logisch en normaal.’

Aan het einde van de Zuiderpier stond de undercoveragent het ruimteschip uit te zwaaien. Hij zou net zo lang de pier op- en affietsen tot zijn baasjes weer terugkwamen.

Einde.

|Doorsturen

Buienradar



Agenda