Nieuws

Zo’n verhaal van Marten Blom: Het Donorcodicil

Een kort verhaal in vier delen, deze week het laatste deel van:

Het Donorcodicil

Vorige week in ‘Het Donorcodicil’: Frits weet op een haar na te ontkomen aan een kruising tussen een metaalpers en een gehaktmolen. Nadat hij zich heeft weten te verbergen door een klein deurtje door te glippen, wordt hij geconfronteerd met een douchende dame. Vandaag deel 4, en tevens het slot. 


 

Achter hem stond de dikste vrouw die hij ooit gezien had, spiernaakt op een heel klein handdoekje na, die overigens heel strategisch geplaatst was. ‘Dit is de dameskleedkamer!’ brieste ze, onderwijl haar eigen doktersjas van de haak grissend. Met moeite bedekte ze haar enorme lichaam, daarbij heftig blozend. Ondertussen had Frits de steel uit de vloertrekker gesjord en op de plaats van zijn ontbrekende been gemanoeuvreerd en trok daar nu snel de laars overheen.

‘Mijn excuses!’ zei Frits terwijl hij zich afvroeg hoe het mogelijk was dat ze niet door zijn waardeloze vermomming heen keek. ‘Ik ben hier nieuw en ken de weg nog niet zo goed. Het was niet mijn bedoeling om u te begluren.’ Ze bleef even stil en zei toen: ‘Excuses geaccepteerd, hoor. Laat me even mijn bril opzetten om te kunnen zien hoe mijn stoute gluurder er uit ziet.’

‘NEE!’ riep Frits en hij griste het model jampot-bril uit haar handen. ‘Ik bedoel: nee, zet alsjeblieft je bril niet op, je ogen... je ogen komen zoveel mooier uit zonder bril.’ Ze was even van haar à propos, maar bloosde vervolgens diep en zei: ‘Wel, je gaat wel recht op je doel af... ik weet niet eens hoe je heet!’

‘Eh... Frits, ik bedoel: doctor Fritz Oppenheimer!’

‘Oh, maar dan kom je uit een beroemde familie,’ kraaide ze, terwijl ze zich begon aan te kleden. Frits keek strak een andere kant op.

‘Ja. Verre oudoom en zo. Niks bijzonders’,zei Frits benauwd. Wat zei hij nu weer allemaal? Hij moest hier weg! Hij begon zich al naar de tegenoverliggende deur te bewegen, toen ze, enigszins gekwetst achter hem zei: ‘Fritz? Wil je mijn naam niet weten?’

‘Natuurlijk wel,’ haastte Frits zich. ‘Ik was gewoon bang dat je het te vrijpostig zou vinden.’

‘Nou, voor twee mensen die elkaar onder de douche hebben leren kennen, zijn wij wel heel beleefd tegen elkaar, vind je ook niet? Ik heet Helga von Kleur, aangenaam kennis te maken, Fritz!’ En met die woorden haakte ze haar arm in die van Frits en marcheerde met hem de deur uit, waar het een drukte van belang was.

In een hal die veel weg had van een luchthaven, liepen talloze verzamelingen mensen. Tussen die verzamelingen door liepen de in het wit geklede mensen de lakens uit te delen. Het zag er zo strak georganiseerd uit als een mierenkolonie. Frits was als de dood dat hij Jozef of de dweilster tegen het lijf zou lopen, of dat iemand door zijn vermomming heen zou kijken. Gelukkig zei Helga op dat moment: ‘Fritz, aangezien jij hier nieuw bent, verdien je een rondleiding! En ik weet de perfecte plek om mee te beginnen: de lift naar de hemel!’ Ze stampte naar een onooglijk liftje en hield de deur voor hem open. Binnen was het schemerig en het rook nogal naar oude kaas. Aarzelend ging Frits naar binnen. De lift kraakte vervaarlijk toen Helga zich bij hem voegde. Ze konden niet anders dan heel dicht op elkaar staan en Frits zag haar tot zijn schrik heel aandachtig naar hem kijken. Toen zei ze dromerig: ‘Jij hebt twee verschillend gekleurde ogen, net als David Bowie. Dat is heel bijzonder, Fritz!’

‘O ja, joh?’ zei Frits benauwd, ‘zeg, wat is hier precies te zien?’

‘Nou, dit is maar een personeelsliftje,’ en ze draaide ergens aan, waardoor de wanden transparant werden, ‘maar dat zijn de liften van de overledenen. Onzichtbaar voor stervelingen, natuurlijk.’

Voor Frits’ verbijsterde ogen ontvouwde zich een onwerkelijk tafereel. Honderden, nee duizenden liften, ter grootte van zeecontainers bewogen langs eindeloos lange kabels op en neer. De kabels van de lift waarin Frits zich bevond, verdwenen in de wolken onder hen. Ondertussen kwekte Helga gewoon door: over de hemel, die eigenlijk helemaal niet zo groot was, zodat er sinds enkele eeuwen een streng nieuwelingenbeleid was, zeker sinds de fusie met de hel, die vergelijkbare capaciteitsproblemen hadden. En over de nieuwe beveiliging van hemel en hel: de Hellehonden. Met smaak vertelde ze over de verschillende groepen stervelingen: de donors, gesneuvelden en noem maar op. Als ze te zwaar beschadigd binnenkwamen, ging het team van hemel en hel echt niet de boel oplappen! Het toppunt kwam toen ze over het voederen van de Hellehonden begon: ‘Echt, Fritz, die sukkels gaan er aan de ene kant in en ze komen er aan de andere kant weer als gehakt uit! Wat zeg ik: shoarma! En daar worden die honden helemaal dol van, maar wat doe je nouaaaaaaaaaa!’ Want Frits had genoeg gehoord. Hij had de handrem van de lift ontdekt en die overgehaald totdat de lift in vrije val kwam. Hij zorgde ervoor dat Helga de hele rit naar beneden zich onder hem bevond. Ze jammerde als een kat in het nauw, maar hij was genadeloos. Net zo genadeloos als haar verhalen over hemel en hel. Jij bent mijn airbag, dacht hij verbeten tot op de laatste seconde.                                                                     

Frits werd wakker. Hij had beide armen en allebei zijn ogen nog. Natuurlijk was het allemaal maar een droom. Maar die ochtend vulde hij met de grootste zorg zijn donorcodicil in.

Einde.

|Doorsturen

Buienradar



Agenda