Nieuws

Zo’n verhaal van Marten Blom: Het donorcodicil

Een kort verhaal in vier delen, deze week deel 1 van:

 

Het donorcodicil

‘O nee, hè!’ zei iemand heel dichtbij. Frits kon niet zien wie het was. Hij kon ook niet zien waar hij was. ‘Ik heb er weer één!’ zei dezelfde iemand, nu luider.

‘Wat, weer één die de helft kwijt is?’ riep een andere stem. Frits probeerde zijn ogen te openen, wat maar deels lukte. Het eerste wat in beeld kwam, was het gezicht van iemand die hem aandachtig bekeek.

‘Hij is wakker, nu!’, riep de stem die bij het gezicht hoorde. Frits probeerde iets te zeggen, maar onderbrak zichzelf met een hoestbui.

‘Kalm maar, neem je tijd,’ zei de man naast zijn bed. ‘Het is een hele overgang, zo van daar naar hier.’ ‘O ja?’ zei Frits schaapachtig. ‘Waar… waar ben ik dan? In een ziekenhuis, toch?’

‘Ziekenhuis? Oh. Lekker dan.’ Zijn stem klonk nu minder vriendelijk. ‘Deze is ook nog eens niet geëvalueerd,’ riep hij over zijn schouder naar iemand die Frits niet kon zien. ‘De stakker weet nog niet eens waar hij is!’

‘Jammer dan, hoor!’ klonk de tweede stem weer. Een vrouw, zo te horen. ‘We hebben het vaak genoeg gezegd: als zij de reizigers niet goed evalueren, komen wij ook in tijdnood. Het is zwaar genoeg om al die lui klaar te maken voor Toewijzing.’ De verpleger, die bij nader inzien misschien toch geen verpleger was, klapte luid in zijn handen en riep: ‘Oké, iedereen die ingestemd heeft met alles op zijn donorcodicil: nu overeind komen en verzamelen bij uitgang vijf!’ Overal om Frits heen kwamen mensen aarzelend overeind van de operatietafels. Frits stak, bij gebrek aan een beter idee, zijn vinger op.

‘Ja?’, zei de vrouw scherp. ‘Ik, ik heb nooit een donorformulier ingevuld.’ Hij voelde zich ongelooflijk ongemakkelijk, alsof hij het als enige net in zijn broek had gedaan. ‘Ja hoor!’ zei de verpleegster die geen verpleegster was, ‘Zoals ik al zei: daar hebben we echt geen tijd voor!’

Intussen had zich bij uitgang vijf een haveloze groep gevormd. Het ging allemaal zo snel, dat Frits het allemaal niet meer kon volgen. Hij was niet verder gekomen dan overeind zitten op zijn operatietafel. Hij had zijn bril niet op en zou trouwens ook niet weten waar het ding was, maar er viel hem iets eigenaardigs op aan het groepje mensen. Het leek wel of er bij verschillende mensen onderdelen ontbraken, zoals een arm of een been of soms zelfs een oog of een oor! Maar, zoals eerder gezegd, ging het allemaal heel snel en zo zonder zijn bril was het ook nog eens hartstikke wazig. In een reflex voelde hij naar waar zijn bril normaal was, en... in plaats van dat hij zijn hand rechts in beeld kreeg, zag hij daar niks. Hij begreep het niet en tastte met zijn vingers naar zijn rechteroog. Hij slaakte een kreet en trok daarmee de aandacht van het gehavende groepje. Zijn vingers vonden alleen iets nats.

‘Wat de …’ begon hij, maar hij werd onderbroken door een klein mannetje met één oor en één been. ‘Ja, je mist je oog, jongen. Net als je been.’ Het goede oog van Frits schoot naar beneden en hij sloeg nog een kreet. ‘Maar ik voel niks!’ hijgde hij.                                                                                                                                    ‘En dat is nou wat je noemt: een geluk bij een ongeluk,’ zei het mannetje. ‘Gelukkig zijn we allemaal zo dood als een pier. Want dat zou niet zo best voelen, die verwijderde lever, toch Archibald. Of dat hoornvlies van jou, Corinne!’

Het hele groepje stond te hinniken van de lach. ‘Dat was een goeie, Willem, van die lever,’ kakelde Archibald na. Tijdens deze hele uitwisseling wist Frits niets anders aan te leveren dan: ‘Wat?’ en: ‘Dood?’ Maar Willem was nog niet klaar met hem. Hij tuurde met zijn waterige, grijze ogen naar hem. ‘Maar jij, jongen, jij bent wel een bijzonder geval, is het niet?’ Willem keerde zich nu triomfantelijk naar het groepje. ‘Hij heeft... zijn donorcodicil niet ingevuld!’

Volgende week deel 2 van ‘Het donorcodicil’.

|Doorsturen

Buienradar



Agenda