Nieuws

Zo’n verhaal van Marten Blom: En nog eentje om het af te leren.

En nog eentje om het af te leren.

De schrijver stapte in de lift van de bibliotheek, om naar huis te gaan. Zijn blik viel op een sleutelgat dat zich onder de knoppen 2, 1 en K bevond. Het zou hem nooit opgevallen zijn, ware het niet dat er een sleutel in zat en er een sleutelbos aan hing. Zonder een seconde na te denken, bewoog hij de sleutel naar rechts. Niets. Behalve dat de sleutel nu onder een andere hoek uit het sleutelgat stak, gebeurde er niets. En toen wèl. Onder zijn voeten klonk een mechanisch iets. Weer niets. En toen wèl. De schrijver kreeg een raar gevoel in zijn maag. Toen hij naar beneden keek, zag hij tot zijn schrik dat zijn voeten zich enkele centimeters boven de liftvloer bevonden. Nu viel het hem ook op dat er, steeds harder, een suizend geluid door de lift klonk. De schrijver kwam steeds verder los van de vloer. Aangezien hij verder niets hoorde, vreesde hij dat hij zich, mèt de lift, in vrije val bevond. Die angst werd bevestigd doordat hij zich nu met de schouders al tegen het plafond bevond. Een reeks klikken en fluittonen kwam van het bedieningspaneel en de valsnelheid minderde zo geleidelijk, dat hij als een boomblad op de liftvloer werd terug gevleid.

 

Zijn benen trilden terwijl de geluiden om de lift heen luider werden en de schrijver voelde zich zwaarder worden, samengeperst, totdat het bijna niet te verdragen was. Het voelde alsof hij met de lift ergens in wegzakte en toen weer terugveerde, totdat hij een - ping! - hoorde, en de deuren weer openden. Doodsbang rende hij de lift uit zo gauw dat kon. Toen de deuren zich onmiddellijk achter hem sloten en hij het geluid van de zich snel weg ijlende lift hoorde, kreeg hij spijt. Hij tastte naar drukknoppen of bedieningspanelen aan weerszijden van de gesloten liftdeuren, maar alles wat hij vond was een sleutelgat. Hij stootte een kreet van frustratie uit, die nogal nagalmde. Hij kon de sleutelbos nog zo zien zitten, aan de binnenkant van de lift.

 

Nu hij toch niet wist wat hij er aan kon doen, kreeg hij wat meer oog voor zijn omgeving. Het was heet hier. Om te stikken. En het was hier hoog. Spitsbogen verdwenen in de zwavelslierten. De schrijver nam tenminste aan dat het zwavel was. Hij kon maar op één plek zijn: de hel. Hij bedoelde maar: de lava, de krampachtige mensenzee daarin, de opblaasbedjes en… de cocktails? Net toen de schrijver zich op het achterhoofd stond te krabben van verwondering, kwam er een spichtig mannetje aansjokken met een knalrode huid, een gevorkte staart en hoorns op zijn hoofd en, oh ja, één bokkenpoot. Hij liep over één van de kronkelpaadjes die boven de lava oprezen, met zo’n typisch bibliotheekkarretje voor zich uit. De duivel zwaaide vrolijk naar hem.

‘Hallo!’ riep het schepsel. ‘Heeft u alles tot uw beschikking om uw verblijf zo aangenaam mogelijk te maken? Ik heb hier nog wat lectuur: Inferno van Dante Alighieri, Paradise Lost van Milton? Of wilt u proeven van onze fijne selectie van Rode Hete Chili Pepers? Een vlammetje?’ De schrijver keek hem verbijsterd aan. ‘Ehh... nee, dank u’, zei hij. ‘Zeg, ik wil u niet op ideeën brengen, maar: moet u, in uw hoedanigheid als duivel, niet wat gemener zijn?’

Het duiveltje klapte verrukt in zijn handen. ‘Wat goed dat u dat opmerkt!’ zei het duiveltje. ‘Weet u, sinds de fusie is dat gelukkig niet meer nodig!’

‘De... de fusie?’ zei de schrijver ietwat onthutst. ‘Kom,’ zei het duiveltje kordaat, ‘dan laat ik het u zien.’

De schrijver liet zich een andere lift in loodsen. Het duiveltje haalde een sleutel tevoorschijn en klikte die naar links. Onmiddellijk spande de lift aan als een gummibal en werd toen losgelaten. Na een lange tijd gingen de liftdeuren weer open met een - ping! - en ze werden begroet door een ongeschoren engel, die een klodder vers gekauwde pruimtabak voor hun voeten spuugde.

‘Moeten jullie?’ wilde hij weten. Hij leunde op een bureau waar een bord met ‘klantenservice’ boven hing. Er stond een enorme rij voor. ‘Wachten’, zei de engel tegen de schrijver en het duiveltje. Hij richtte zich tot de eerste klager van de rij en zei: ‘Jansen, je bent een enorme eikel!’ Jansen barstte in tranen uit en verdween achter een slecht onderhouden wolk. ‘Volgende!’ riep de engel.                                                                                                                               ‘Oké, oké, ik denk dat ik het nu wel begrijp’, zei de schrijver, terwijl hij weer in de lift stapte met het duiveltje. ‘Begane grond, alsjeblieft.’

Onderweg zei de schrijver: ’Dus, jullie hebben hemel en hel gefuseerd. Jullie hebben de hel wat aangenamer gemaakt en de hemel wat minder aangenaam. Maar met welk doel?’

‘Ruimtegebrek, besparingen op personeel’, zuchtte het duiveltje. ‘Jullie fokken maar door, maar zelfs het hiernamaals is een keer vol, hè?’

‘Tja,’ zei de schrijver, ‘jullie pakken het ook verkeerd aan. Jullie moeten niet fuseren, maar digitaliseren.’

‘Huh?’ zei het duiveltje. ‘Simpel’, zei de schrijver. ’Digitaliseer eerst iedereen die zich niet in de hemel of de hel bevindt. En dan upload je ze naar een cloud.’

‘Ja, ja’, zei het duiveltje, die er duidelijk niets van begreep. ‘Hoe dan ook, u bent weer op uw verdieping, hoor! Goedemiddag nog!’

‘Zo!’ zei de schrijver toen de liftdeur achter hem dicht gleed, ‘daar kwam ik goed van af!’

Einde.

|Doorsturen

Buienradar



Agenda