Nieuws

Zo’n verhaal van Marten Blom: De weg kwijt

De weg kwijt.

Het was erg donker in dit gedeelte van het ruimteschip. Jeffrey stampte wanhopig nog een keer op de kickstarter van zijn antigravi, maar het ding kwam niet in beweging. Hij wilde zijn gravi ook niet zomaar achterlaten, voor de eerlijke vinder. Dus duwde hij het maar voort door het eindeloze duister, totdat de zoveelste boomwortel hem dwong om te stoppen. De nacht, die in dit deel van het station permanent heerste, was zwanger van geluiden. Soms dichtbij, dan weer ver weg, maar altijd weer anders. Achter Jeffrey was nog heel zwakjes het licht te zien van het uitgaansdistrict. Kilometers voor hem gloeide een heel zwak schijnsel uit de richting waar hij zijn huis vermoedde. Keer op keer had zijn moeder het gezegd: ‘Ga nou niet via het centrum, ook al is het korter. Als je antigravi het daar begeeft, ben je je leven niet zeker!’

Maar hij mocht ook niet te laat thuiskomen, dus toen hij een flink aantal boosters te veel op had en zag hoe laat het was, besloot hij dat het beter was om op tijd thuis te zijn en niet te vertellen hoe hij gereden had, dan braaf om te rijden en gestraft te worden voor te laat komen. Bovendien was hij altijd heimelijk nieuwsgierig geweest naar deze route. Hij voelde hoe hij met zijn gezicht in een spinnenweb liep en schrok zo, dat hij de scooter liet vallen. ‘Gadverdamme!’ riep hij met overslaande stem. Hij graaide woest naar zijn gezicht totdat hij het gevoel had dat alles weg was. Er zoemde en kriebelde iets. Muggen. ‘Lekker dan’, zei Jeffrey met onvaste stem. Ondertussen tastte hij onzeker om zich heen, op zoek naar zijn antigravi. Hij kreeg alleen maar meer spinnenwebben te pakken. Hij raakte iets hards, dat razendsnel over zijn huid naar zijn oksel racete. Dat was het moment waarop hij zijn controle compleet verloor. Gillend maaide hij met zijn handen over zijn lijf, struikelde over roestige, oude apparatuur en viel toen in een ondiepe plas water. Dat maakte hem in één klap nuchter.

Terwijl Jeffrey zich uit het water hees, dwong hij zichzelf om na te denken over de plek waar hij was. Dit centrale gedeelte van het schip was al zeker tachtig jaar afgesloten en mèt reden. Ze wilden de ark van Noach nog eens dunnetjes overdoen, dacht Jeffrey. Maar ze hadden die lieve diertjes lang niet zo goed in de hand als ze wel dachten. En nu ben ik op safari in wat vroeger de brug van het schip was. Het commandocentrum. Van het ene op het andere moment waren de gevaarlijkste dieren ontsnapt en moest het commandocentrum halsoverkop verlaten worden. Er was later natuurlijk wel een nieuw centrum gebouwd, maar om de waarheid te zeggen, wist sindsdien niemand meer precies waar ze heen gingen. Af en toe glipte er iemand door een onbewaakte sluis, meestal net als Jeffrey, om een stuk af te snijden. En die redde het dan. En ook wel eens niet. Jeffrey wist dat hij zonder zijn antigravi geen kans maakte. Even verderop zag hij iets metalig glanzen. Net toen hij erheen wilde lopen, zag hij aan de andere kant van de plas een gestreept iets tussen de struiken bewegen. Het was net zo snel verdwenen als het verschenen was, maar Jeffrey was gewaarschuwd. Dit was een dier en het was groot en snel.

Zijn blik ging weer naar het metalen ding iets verderop. Het was een luik. Hij probeerde niet eens meer om stil te zijn; wat voor beest er ook was, het had hem allang geroken. Jeffrey hoorde geritsel in de struiken en het kraken van takken terwijl hij met de moed der wanhoop aan de roestige vergrendeling stond te sjorren. Hij had geluk: er klonk gekraak en het luik sprong open. Hij schoot naar binnen en trok het luik met een smak achter zich dicht. Net op tijd, want de bonk van een groot gewicht op het luik galmde na in de metalen tunnel waarin hij zich nu bevond. Jeffrey schrok pas echt toen het dier brulde van frustratie. Jezus, een tijger, dacht hij. Een tijger had me bijna te pakken! Ondertussen keek hij rond, voor zover dat kon. Het was erg donker hier. Op de wand tegenover hem bevond zich een schakelaar, zo te voelen. Hij haalde hem over. De tunnel vulde zich met licht. Jeffrey zag een trap omhoog aan het eind van de tunnel en klom de treden op. Boven stuitte hij op een schemerige ruimte vol beeldschermen, apparatuur, allemaal onder een staalglazen koepel. Klak! Een schakelaar wierp kilometers ver licht op de wildernis om hem heen. Vogels en vleermuizen raceten om het hardst om weg te komen van het felle licht. Klak! Nog een groot deel van de jungle werd verlicht. Jeffrey hoorde het getetter van een olifant. En de laatste Klak! onthulde een enorm aquarium boven zijn hoofd. Grote gestalten leken heel langzaam te ontwaken. Toen klonk er een weemoedige, langgerekte klank door niet alleen het aquarium, maar tot in elke hoek van het schip en daar ver voorbij. Walvissen! Jeffrey keek met open mond toe hoe de reuzen boven hem alle hoeken van de ruimte aftastten met hun gezang: Ben je daar? En, als in antwoord, kwam er iets terug, in klanken die geen mens ooit had gehoord: Natuurlijk, jullie zoektocht is ten einde.

Einde.

|Doorsturen

Buienradar



Agenda