Nieuws

Zo’n verhaal van Marten Blom: Sirene

Sirene.

De stilte was diep onder de dennenbomen. Toen een brekend takje die stilte doorbrak, werd het geluid meteen in de kiem gesmoord door de dikke laag dennennaalden. Een jonge vrouw stond op de helling achter de vuurtoren van Oost Vlieland. Haar ranke gestalte leek deel uit te maken van de grillig gegroeide bomen in het heldere maanlicht. Een eindje verderop stond een wat dikke man, slechts gekleed in een onderhemd en boxershorts. Zijn ogen waren open, maar de uitdrukking erin was er één van diepe slaap. Af en toe leek hij bij zijn positieven te komen, maar dan zong de jonge vrouw heel kort iets met een ijle melodie en was hij weer onder zijl. Willoos sjokte hij weer achter haar aan, dieper het bos in. De takken en naalden onder hun blote voeten leken hen niet te deren. Ze kruisten een voetpad, maar volgden het niet; de vrouw leek op een eigen kompas door het bos te glijden. Ze hield stil bij de achterdeur van een vakantiehuis om haar onnavolgbare lied zachtjes te zingen. Niet veel later openden een man en vrouw in pyjama en nachthemd de deur en sloten zich aan bij de stille tocht door het bos. Ze hadden dezelfde lege blik in hun ogen als de dikke man in zijn boxershorts. De tocht leidde naar het Hotel Seeduyn, nabij het strand. In een gang op de begane grond, een seconde geleden nog verlaten, stroomde het vol met slaapwandelaars.

Een nachtwaker zag het gebeuren op zijn monitor. Hij stapte resoluut op vanachter de balie en ging het kantoortje daarachter in. Hij wiste de opname. Hij was een eilander. Het ging er niet om of het goed of fout was. Wat eilanders deden bleef op het eiland. De gang was alweer leeg. Buiten volgde een groep van inmiddels dertig vakantiegangers het ijle liedje van de jonge vrouw. Over de duinen ging het. En weer door het bos. In volslagen stilte volgde de in pyjama’s, nachthemden en ondergoed gestoken groep haar tengere gids, ditmaal tussen de yaks door. De exotische runderen hadden hier hun eigen leefgebied en ze waren zo veel mensen niet gewend. Ze snoven en schudden hun lange, puntige hoorns. Een zware, bevelende stem maande de yaks tot de orde. De tengere vrouw reageerde als een gebeten slang en siste kwaadaardig. Het was slechts de yak-herder.

‘Owi Funur, ben je daar weer?’ zei hij. Bij wijze van antwoord ontblootte Owi Funur haar rij van vlijmscherpe tanden en ratelde venijnig enkele zinnen in een taal die niemand zich meer zou wíllen herinneren.

‘Ja, ik weet dat je ze mee wil nemen, Owi,’ zei de herder, ‘maar bedenk je je wel dat er regels zijn?’ Owi kermde van frustratie. Nu waren er een hoop gruwelijke dingen die een sirene kon uithalen, bedacht de yakherder zich, maar liegen was daar niet één van. Dat konden ze niet. En er was één vraag die hij kon stellen en waar zij op moest antwoorden. Maar Owi greep haar kans en voordat hij het kon voorkomen, zong ze hem in slaap.

 

De hemel begon al grijs te worden van het naderende ochtendlicht toen de yakherder wakker werd geschud door de nachtwaker van het hotel. Verderop stond de terreinwagen van het hotel stationair te pruttelen. ‘Wordt wakker, man!’ schreeuwde de nachtwaker. ‘Ze heeft er meer dan ooit!’ Met een onverstaanbaar gegrom kwam de yakherder overeind. Hij zwaaide op zijn benen, maar riep al: ‘Ríjden, rijden dan!’ De yakherder wist zijn portier pas dicht te krijgen toen de auto al vol in beweging was. De nachtwaker scheurde de duinen over en naar het strand. In het westen was de kust nog in het donker gehuld. Er was geen ziel te bespeuren op het brede, bleke zand. Waren ze al te laat? De twee mannen keken gespannen door de voorruit, terwijl het gebulder van de wind en de motor de cabine vulde. Lange tijd reden ze alleen maar. Toen stak de herder zijn wijsvinger priemend vooruit. ‘Daar!’ riep hij. Het was nauwelijks te zien, een schimmige sliert over de breedte van het strand. De eerst aangekomenen verdwenen al onder de golven. Toen ze vlakbij waren, bracht de nachtwaker de auto abrupt tot stilstand en sprongen ze beiden in het water, dat hier al tot hun enkels reikte. De nachtwaker hield de slaapwandelaars die nog niet in zee waren gelopen tegen. De yakherder richtte zich tot Owi, die haar gezicht verwrong tot een woedende grimas.

‘De regels, Owi!’ schreeuwde hij. ‘Hebben ze hun geliefden verteld waar ze heen gingen?’ Wat nou, de regels, dacht de yakherder, er is maar één regel waar die bitch naar luistert. Hoe ze het wist, dat mocht Joost weten, maar Owi had het vermogen om op zoek te gaan in de hoofden van de mensen die ze in slaap bracht. Ze kon zoeken en zien of de eilandbezoekers ook maar één persoon ervan op de hoogte had gebracht waar ze heen gingen, zelfs als dat met moderne communicatiemiddelen was gebeurd, zoals Whatsapp of e-mail. Het was heel simpel: de mensen die hadden laten weten waar ze waren, hoe summier ook, waren niet voor haar, maar voor het eiland. Maar de ongelukkigen die in een opwelling waren vertrokken, zonder iemand te zeggen waar ze waren, die waren voor háár. Owi verdween razend in de golven, omringd met haar magere buit van zeven vakantiegangers. Mak als lammeren waren ze de zee in gelopen, totdat ze nog enkel bleke vlekken onder het zeeoppervlak waren. Drieëntwintig zielen had de yakherder kunnen redden. Het waren er nooit genoeg, nooit genoeg voor beide partijen.

‘Neemt ze ze mee naar Westvlieland?’ vroeg de nachtwaker, terwijl ze naar de golven staarden, met de nog overgebleven slaapwandelaars achter hen. ‘Waarschijnlijk wel, maar ze moet veel ouder zijn dan Westvlieland. Voor zover ik het van mijn grootvader heb gehoord, was ze hier al voordat er mensen woonden. Maar kom op, bel de Vliehors Expres, deze mensen moeten snel en discreet weer terug naar het hotel, voordat ze wakker worden.’ De nachtwaker grijnsde wrang: ‘Ja, hophop snel! Want dit is weer gewoon een zonnige vakantiedag op het eiland!

Einde.

|Doorsturen

Buienradar



Agenda