Nieuws

Zo’n stukje van Marten Blom

Het leven gaat door

1 april 2020. Gisteren verscheen de volledige klas van mijn zoon op het scherm van de laptop waar ik nu op schrijf. Op één na, dan. Die had een kapotte camera op zijn laptop. Dus die konden we alleen maar horen. Het was de eerste interactieve les. Tot nu toe was er zo’n drie keer per week contact met school en werd er elke ochtend aan lessen gewerkt die via de mail en lesprogramma’s binnenkwamen. Maar nu was er voor het eerst écht contact. Of in elk geval zo echt als op dit moment maar mogelijk is. Terwijl we op het scherm één voor één de klasgenootjes van onze zoon in beeld zagen verschijnen, stonden mijn vrouw en ik net buiten beeld een beetje te grinniken om al die stemmetjes door elkaar, die achter elkaar ongeveer dezelfde dingen zeiden: ‘Oh ja, ik zie wat!’ ‘Ik zie juf!’ ‘Ik zie Jort, hoi Jort!’ En daar weer doorheen en tussendoor de ouders: ‘Nu audio aanzetten…’ ‘Video instellen...’ ‘Wacht even, als je rechtsboven klikt, kan je meer zien…’ ‘Oh ja, nu zie je iedereen!’ Na een kwartiertje ofzo van dit soort gezoek en gerommel, kreeg juf duidelijk grip op de situatie. Ze kwam tot de conclusie dat iedereen in beeld was (op die ene na, dan) en verzocht de kinderen vervolgens om allemaal hun microfoon uit te zetten. Dat maakte nogal wat uit. Vervolgens zei ze dat elk kind die iets wilde zeggen, even moest zwaaien. Als zij dan aangaf dat er gesproken kon worden, dan deed dat kind zijn of haar microfoon aan. Dat werkte uitstekend. Het enige dat daar nog dwars doorheen reutelde waren de stemmen van één of twee ouders die nog aan het zoeken waren naar knopjes, draadjes en instellingen: ‘We zouden het nu toch moeten horen… staat die linker speaker nou aan?’ Voor de goede orde: ik heb geen idee welke ouders dat waren en ik zeg hier meteen dat het ons ook had kunnen overkomen. Juf trok zich er in elk geval weinig van aan en voerde het gesprek met haar klas als een ervaren luchtverkeersleider. De kinderen waren duidelijk enthousiast om elkaar te zien en wij eigenlijk ook. Hoeveel klasgenootjes hadden hier bij ons thuis wel niet gespeeld? Daarom moesten we ook lachen: de typische en herkenbare reacties van elk kind. Tegelijk leek het alweer een eeuwigheid geleden dat we ze gezien hadden, maar hoe lang was het nu echt? We zitten nog maar een paar weken in deze situatie. En met ‘we’ bedoel ik niet alleen onze stad, ons land, maar echt de hele wereld. Toen ik dat tegen mijn vrouw zei, reageerde ze met: ‘Toch is dat niks nieuws, in het verleden, en dan nog niet eens zo’n ver verleden, gingen ziektes als de pest zonder pardon de wereld over, zonder dat iemand ervan opkeek. Al die media-aandacht wrijft je ook de hele tijd met je gezicht eroverheen.’ ‘Dat kan zo zijn,’ zei ik, ‘Maar ík heb zoiets nog nooit meegemaakt. Van onze generatie is er toch niemand die iets van deze schaal heeft meegemaakt?’

Het woord ‘meemaken’ is wellicht wat sterk uitgedrukt, als ik me bedenk dat ik dit vanuit mijn veilige huisje typ. Ik hoef vandaag niemand te verzorgen of te verplegen of te zorgen dat er voedsel en drinken beschikbaar blijft in de supermarkt of bij de bakker. Ik hoef niet in India, samen met duizenden anderen, te proberen om met de trein thuis te komen nu er geen werk meer is in de grote stad. En ik hoef niet op straat te sterven omdat ik niet verzekerd ben, zoals we dat in de VS binnenkort kunnen verwachten. En ik ben blij dat ik niet in Wit-Rusland woon, waar de plaatselijke president het coronavirus ‘hysterische onzin’ noemt en waar als enige land in de wereld de voetbalstadions afgeladen zijn met supporters. Een tijdje terug stond er iets op Facebook in de trant van: ‘De laatste keer dat het er echt op aan kwam, moest je opa vechten voor ons allemaal. Nu is het enige wat je moet doen, thuis op je kont zitten. Dat zal toch nog wel lukken?’

|Doorsturen

Buienradar



Agenda