Nieuws

Zo’n stukje van Marten Blom

Het begin van de zin

In het afgelopen weekend zag ik een film met Adrian Brody in de hoofdrol. Adrian beschikt over een set wenkbrauwen die permanent omhoog wijzen op de plek waar ze boven zijn neus bijna bij elkaar komen. Dit bezorgt hem een uitdrukking op zijn gezicht die het best te vergelijken is met die van Stan Laurel (de dunne), vlak nadat hij weer eens een klap voor zijn kop heeft gekregen van Oliver Hardy (de dikke ). Reuze handig als je in een film als ‘the pianist’ de rol moet spelen van een Joodse pianist die almaar gespaard wordt door een vuige nazi, omdat je zo mooi piano speelt. Het is des te vreemder om hem, met diezelfde smekende en verontschuldigende blik op zijn snuit, de rol te zien spelen van een door de wol geverfde inbreker. Adrian stampt in deze film vloekend en meppend in het rond, terwijl zijn wenkbrauwen de kijker vertellen: ‘Wij weten het ook niet, hoor! Als het aan ons ligt, gaan we lekker veilig naar huis om een kopje warme chocolademelk te drinken!’ Maar het ligt niet aan zijn wenkbrauwen, dus moet Adrian gewoon doorploeteren. Adrian, zijn partner in crime John Malkovitch en een zo te zien wat minder begaafde acteur waarvan ik de naam niet opgevangen heb, hebben een kraak gezet en vervolgens hun toevlucht gezocht in een enorm leegstaand gebouw. Hun vluchtauto is naar de galemiezen en zo zijn ze gedwongen om te wachten tot ze opgepikt worden door hun opdrachtgever. Wat veelbelovend begint, is de introductie van een vechthond, zo’n pitbullachtig geval dat voor dood is achtergelaten door zijn foute, hondengevechten organiserende baasje. Het veelbelovende begin wordt al snel in de kiem gesmoord door de romantische uitwijdingen van de drie boefjes over honden. Plotseling vallen Adrians wenkbrauwen helemaal op zijn plek wanneer hij de liefde verklaart aan een poedel die hem ooit geholpen heeft bij een succesvolle kraak. Desondanks was de film vermakelijk en ik wil er verder niet meer over kwijt dan een beschrijving van een scène met een vleugel. In deze scène verstopt Adrian zich voor de enge hond door languit in de bak van een vleugelpiano te gaan liggen. Het deksel ontbreekt en zo zien wij, de kijker, Adrian wél, en die domme hond, die kennelijk geen reukvermogen heeft, ziet hem níet. De hond is bijna weg als plots een zweetdruppeltje van Adrian een hoge ‘ping!’ ontlokt aan een pianosnaar. Wat ik dan bijzonder vind, is dat de Hond besluit om net zo lang met zijn kop tegen de onderkant van de vleugel te beuken, tot de poten van het instrument het begeven. Waarom springt het beestje niet boven in de vleugel om onze tragische inbreker lekker uit het bakje op te  knabbelen? Hoe dan ook, met die film nog in mijn kop loop ik op maandag langs de zandbak en speelapparaten van de kleuters naar de ingang van de school om mijn zoon op te halen. Ik zie mijn buur met iemand praten en plots lijkt het decor van babbelende ouders plaats te maken voor alweer een film. ‘Dat is ém!’ zeg ik gelukkig niet. De hond uit de film, maar dan wel drie keer zo hoog en breed, staat met zijn kop en schouders vooruit op het plein. Vreemd genoeg lijkt zijn baasje ook drie keer zo groot als de hem omringende mensen, zoals mijn buur. Laatstgenoemde lijkt qua verhouding nu op een dwerg, terwijl mijzelf een hobbit-achtig gevoel bekruipt. De grote man begroet mij met een min of meer verontschuldigende glimlach, waardoor ik weer aan Adrian Brody moet denken, en spreekt verder tegen mijn buur: ‘…hartstikke goed met kienders!’ Even blijf ik zonder tekst de enorme hond aanstaren, terwijl ik probeer te bedenken hoe het begin van die zin moest zijn geweest. ‘Brutus flost zijn tanden?’ of: ‘Zijn dieet van koeiendarmen met verse jonge lammetjes combineert?’ Dan is het moment voorbij. Ik mompel een verontschuldiging en ga mijn zoon halen. De enorme man en dito hond (was het een warg?) lossen op de één of andere manier op en de zon begint plots weer te schijnen. Terwijl mijn zoon vrolijk naast me voortkwebbelt, vraag ik me af of ik er goed aan doe om dit stukje te plaatsen. Zal ik het nog steeds zo leuk vinden als op een nacht de bliksem de silhouetten van de Man en zijn Hond onthullen aan het eind van de donkere steeg waar ik, tegen beter weten in, in ben gelopen? Adrian mag het weten. 

|Doorsturen

Buienradar



Agenda